met de metro; ik moest wel eenmaal overstappen op de Beurs, een halte te Rotterdam,
om ‘echt’ thuis te komen. Mijn schrijfcollega’s zouden, onderweg,
aangrijpende, boeiende verhalen geschreven kunnen hebben met intimiteit,
tederheid, spanning en thema’s zoals ‘het ongemakkelijke’: mooie uitsnede
van de werkelijkheid. Ze zouden ‘iets’ wat belangrijk is buiten het kader hebben
kunnen houden, ‘suggestieve verbazing’ aan de lezer overlatend, beelden, kleur,
contrast, ritme: vertragen en of versnellen...
De reis verliep zonder noemenswaardige afwijkingen - een reis zonder incidenten levert geen reisverhalen op -
en snel binnen twee uur zat ik weer op mijn werkkamertje voor de schrijftrainingsopdracht:
“Observatie, kijken en schrijven als een schrijver, maximaal 200 woorden."
En "Perspectief, waarnemen in camera-perspectief of ‘ik’-perspectief in 250 woorden, maximaal.”
Daar gaan we dan met een dwingende zelfdiscipline voor het schrijverschap aan de slag: “Naar huis.”
Een aansprekende titel, toch? …voor een verhaal van 200 woorden.
Een pitstop, dit waren 164 woorden!
Een schrijftraining, je moet kunnen weglaten en aan de lezer ‘iets’ overlaten.
Het zijn toch nog 193 woorden geworden!
Nog zeven woorden te gaan; nog zeven woorden te gaan;
nog zoveel woorden om naar huis te gaan…