"Aanpassingsproblemen waar een groot deel van deze (Indo) migranten - onvermijdelijk - mee te maken kreeg werden verborgen, verzwegen of gebagatelliseerd, in de eerste plaats door henzelf. 'Troetelallochtonen' werden de Indo's later vanwege hun succesvolle integratie ook wel genoemd. Dat ook hún inburgering gepaard is gegaan met talrijke vechtpartijen en 'rassenrelletjes', die de politie jaar na jaar bezighielden, lijkt dankzij de geruststellende mythe nu door iedereen vergeten."
"'De Hollanders begonnen altijd als eersten met schelden, wij slóegen altijd als eersten', vertelt Wim Philippens (Malang 1940) uit Den Haag, terugblikkend op deze niet bepaald geruisloze episode uit de Indische inburgering. 'Hollandse jongens scholden ons op straat uit voor "pinda", "katjong", "blauwe", ze zeiden "rot op naar je eiland" en "wat doe je hier". Dat waren jongens van de Boekhorststraat, getatoeëerde jongens. We zochten het ook wel op, de confrontatie. Je botst tegen iemand op, vooral in de Spuistraat, kijken wat er gebeurt. Dan vielen er al gauw klappen of kwam er een afspraak om te knokken. En soms liep het dan de spuigaten uit.'"
"Hij en zijn vrienden kregen bokstraining van de Indische bokser Walodja en ze oefenden pentjak silat, een vechtsport, op het strand. 'Voor de zekerheid namen we op straat wel boksbeugels mee en gummiknuppeltjes en ploertendooiers. Die waren handig als de tegenstander een mes had, dat kon je dan zó wegslaan. Bij de gevechten hadden we een bepaalde tactiek, de L-vorm. We splitsten ons af in twee groepen en namen die jongens in de tang - en weg waren ze, de zijstraten in. Bang! Fietskettingen gebruikten we bij een grote vechtpartij, die vond plaats op afspraak."
"Vechten was vaak een bravoure-aangelegenheid, 'stoerdoenerij'. 'Er zat geen haat bij dat vechten. Er waren wel vier of vijf oudere jongens in onze groep, twintigers, die ons opstookten. Die wilden bloed zien, daar zat pure haat bij tegen Hollanders, ze liepen altijd met wapens. Die jongens konden zich niet meer aanpassen. Ze zijn later allemaal geëmigreerd naar Amerika.'"
"Nono Nagel (Solo 1937) uit Amsterdam-West herinnert zich hoe Indische jongens zoals hij omstreeks 1952 op straat en in tramlijn 13 werden uitgescholden voor 'blauwe', 'trassi-jongens' en 'apen'. '''Ga terug naar je eigen land", riepen ze. Het was elk weekend raak. Rustig naar de bioscoop gaan was er niet bij. 'Jongens uit de Jordaan stonden voor de bioscoop en daagden ons uit. Je ging vanuit Slotermeer nooit ergens alleen naartoe, altijd in groepen. Alleen was te gevaarlijk.' Nagel relativeert de beroering (in Culemborg 2010) en denkt dat nieuwe bevolkingsgroepen altijd met confrontaties te maken krijgen, waarna vanzelf een nieuw evenwicht komt."
Tante Lizzy evalueert deze geweldadige episode en besluit dat vechten en integratie bij elkaar horen: "Er is, kortom, nog hoop voor de multiculturele samenleving."