Tussen de deur van de badkamer en de logeerkamer legde opa altijd wel van die zakjes op de verwarming. Althans als de verwarming aan stond. Want het ging er natuurlijk om dat de inhoud lekker warm werd om s’avonds voor de buis op te peuzelen. De nootjes die in die zakjes zaten heten allemaal katjang. Vaak verschillende soorten warme nootjes, maar allemaal gevangen met die ene term. Misschien wel één van de eerste Indonesische termen die ik kende.
Ik heb vandaag voor maar twee euro 500 gram vers gebrande super sized pindas gekocht. Een goeie aanbieding bij de kaasboer om de hoek. Wel het zakje open laten zei hij nog, anders worden de pindas zacht. Als ik onderweg naar huis alvast wat pindas uit het papieren zakje van de kaasboer pak, denk ik aan die zakjes bij opa en oma thuis vroeger. De smaken in mijn mond veranderen decennia in de dag van gisteren. Vanavond als het is afgekoeld leg ik dit zakje katjang mooi op de verwarming.
De straatslenteraar.