De Indo met zijn Indische cultuur wordt vaak geassocieerd met ‘lekker eten’. De rol van het lekker eten is voor de Indo een belangrijk aspect in zijn bestaan. Het mag echter duidelijk zijn dat Indisch-zijn natuurlijk meer is dan alleen maar ‘lekker eten’. Desondanks herinner ik mij uit mijn jeugd dat eten, vers en lekker eten belangrijk is in het huishoudelijk en gevoelsleven van de Indo. Ik heb in mijn jeugd vaak in de ‘bagian dapur’ keuken omgeving rondgehangen, als zelfbenoemd voorproever. De baboe kokki heeft mij ook regelmatig moeten wegsturen, omdat ik haar voor de voeten liep, of gewoon omdat ze beu was mij elke keer te moeten bedienen met lekkernijen. Voor het verzorgen van de maaltijden was er speciaal de baboe kokki, die verantwoordelijk was voor de boodschappen en het koken. U weet dat de Indische Keuken een grote hoeveelheid kruiden kent, allemaal standaard op voorraad in het keukenkastje. De meest gebruikte zijn: laos (kruid), djintan (komijn), djahé (gember), kentjoer, koenjit (kurkuma), ketoembar (gemalen korianderzaden) en sereh (citroengras).Verder wordt gebruik gemaakt van uien, bawang poetih (knoflook) en sambal of lomboks. En voor de speciale, zachte smaak wordt santen (kokosmelk) toegevoegd. Ook het gebruik van ketjap manis (zoete sojasaus) is essentieel. Zonder kroepoek, atjar en sambal is het Indische gerecht verder niet compleet.
"Georgien en de oma´s schepten de nasi koening met de sajoer lodeh, sambal goreng boontjes, sambal goreng kool, opor ajam, daging manis, babi ketjap, frikandel goreng, frikandel djagoeng, sambal goreng telor, sambal goreng oedang, toemis ikan, toemis tahoe met tauge, tahoe goreng, tempe goreng, sambal tutjo, sambal goreng pedis, sambal goreng peteh, sambal goreng tempe kering, sambal goreng kering van gedroogde teri, dendeng kering, ebbie, seroendeng, emping, garnalenkroepoek, atjar tjampoer en een half eendenei, op elk van de borden, eerst de Belanda´s, fluisterde een oma naar Georgien toen…"
Ontleend aan Marion Bloem in Mooie meisjes mond (1997)
De geuren, kleuren en smaken in de keuken ‘dapur’ zijn mij altijd bijgebleven. De voorraden kruiden, balen rijst (geen doosje of zakje, nee balen!), tahu, tempe, telor, koffie en thee. De levende kippen ‘ayam’ die geslacht werden op het achterterras en direct werden bereid met verse kruiden en specerijen. De ‘hidagan sampigan’ bijgerechten, de ‘jajanan’ zoete nagerechten. Ook de dagelijkse gang naar de pasar ‘de markt’ en het ‘tawarren’ van de kokki voor verse groenten, makanan laut ‘zeevruchten’, ikan ‘vis’ en ‘daging babi’, ‘daging kambing’ varkens- en geitenvlees vond ik altijd bijzonder, een hele belevenis. Aankoop rituelen om nooit te vergeten. Tot op de bodem gebukt ging de kokki om een zacht prijsje te krijgen voor de koopwaren. In Europa had oma (mijn moeder) ook de neiging om op alles te loven en te bieden. 'Tawarren’ op de markt met al haar juwelen, gouden ringen en armbanden aan, "was ze gewoon vergeten" of "gewoon niet gerealiseerd". Dat werkt dus niet op de ‘nuchtere Hollandese’ markten. Maar tot op de bodem ging zij.
Oma hield van feestjes geven, veel mensen om haar heen, gezelligheid en gastvrijheid. En feestjes zonder eten en drinken dat kon niet. De kokki en huisbedienden hadden het druk. Ze nam de representatie verantwoordelijkheden en representatie vergoedingen van haar echtgenoot, de ambtenaar, heel ernstig op en nodigde altijd mensen, vrienden, kennissen en familie uit, in Indie en later ook in Holland en Belgie. Ik zelf heb daardoor de Indische lekkere trek aan overgehouden: Menadonese, Indonesische, Belgische keuken. De Belgische friet met biefstuk van mijn Vlaamse echtgenote is zalig, maar ook haar soto ayam en ayam rica rica. En met onze Belgische vrienden in Belgie konden wij ook heerlijk, lang en uitgebreid tafelen. Genoeg hierover.
In de Haagse Courant (2002) stond: “Indie is voor mij hutspot met sambal. Maar ui, knoflook, trassi en ketjap manis zijn de ingredienten die niet mogen ontbreken in een Indisch gerecht.” Die hutspot, ‘die aardappelen met spruitjes en jus’ met sambal is symbolisch voor onze Indische gespletenheid, onze ambivalentie, onze gerichtheid naar het westen, onze Indische loyaliteit. Ik vind zelf hutspot met sambal best lekker, maar geef mij toch maar de specialiteiten uit de Menadonese en Vlaamse keuken.
De Hollandse keuken leerden de Indo’s noodgedwongen apprecieren. Hollandse hutsepot met worst of balletje gehakt en aardappelen met spruitjes en jus was best lekker na enige oefening in de barre winter. De smaak went, maar het beperkte en gepaste aantal aardappelen, een, twee, drie, een kleine 4de kon net, vulde de maag niet. Tegen de avond werd de restant rijst (soms met een beetje zout) gegeten om de open gaatjes in de buik alsnog te vullen. En als je te laat kwam kreeg je helemaal niks bij de Hollandse (schoon) familie. Overigens was het niet de gewoonte om mee te eten bij het avondeten, want de aardappelen waren precies geschild op het aantal eters. Tijdens etenstijd binnen wippen is dus eigenlijk uit den boze. Dit is mijn grootvader wel eens overkomen. Hij kon met een lege maag naar bed. Onverwachts langskomen leek een doodzonde. Maar ja, het waren arme wintermaanden na de 2de wereldoorlog. Holland was nog op rantsoen.