Het is een zwoele Louisiana avond. Buiten zittend op de houten veranda kijk ik uit over de machtige Mississippi. Ik tuur de verte in en verlies mijn focus in het ronddraaiende rad van een River boat. Mijn gedachten verzinken in de rivier en de stroom neemt me mee naar mijn eerste jeugdherinneringen. Flarden van mijn kindertijd verschijnen voor mijn ogen.
Weer zit ik op de veranda. Maar nu op schoot bij mijn baboe. Mijn gehele kindertijd in Indie waren we onafscheidelijk. Als kleine doerak haalde ik altijd kattekwaad uit en mijn baboe rende door maar achter mij aan. Als ik eraan terugdenk moet ik nog steeds schaterlachen om mijn eigen stommiteiten. Haar geduld was eindeloos en nooit verloor ze mij uit het oog, behalve die ene keer dan.
Die ene keer dat ik me ging verstoppen en aan mijn baboe ontsnapte. Tijdens de stilte van de middag siesta was ik stiekum de straat uitgeslenterd en in een hoge boom geklommen. Zo’n mooie waar alle takken naar beneden hangen. Ik had daaruit goed uitzicht op de nabij gelegen kampong en op onze straat. Daar zat ik dan heerlijk koel in de schaduw en al snel viel ik in een diepe slaap. Toen ik wakker werd van de muziek was het al donker.
Ik klom de waringin boom uit, bedacht me geen moment en wandelde rustig richting de lichtjes van de kampong. De muziek die ik daar voor het eerst hoorde was overweldigend. Ik luisterde naar de koninklijke kakefonie van de gamelan en was verkocht. Ik waande me in een droom en in een roes volgde ik mijn neus en oren. Dieper en dieper de kampong in. Iedereen groette me vriendelijk en ik liep daar als een kleine trotse pauw.
Al mijn zintuigen liepen vol met onvergetelijke sensaties. Ik rook het geroosterde geitenvlees en de geur van brandend kruidnagel en wierook. Alle geurtjes roken onuitlegbaar heerlijk. Ik sloot mijn ogen en inhaleerde diep. Ik kan me dat exacte moment als de dag van gister voor de geest halen, want toen werd ik namelijk hard in mijn nekvel gegrepen door mijn vader. Ook de straf dIe daarop volgde zal ik nooit meer vergeten.