Nnl. pikiren, pikeren, piekeren 'ingespannen denken, iets niet uit het hoofd kunnen zetten' in wat loopt gij zoo te piekeren [1886; WNT], hij had bepaalde theorieën; hij zat altijd zwaar te pikiren [1888; WNT], 'tobben' in piekeren over jezelf [1904; WNT].
Ontleend aan Maleis pikir 'overleggen, overdenken', dat ook voorkomt als zelfstandig naamwoord pikir 'overleg, overdenking'. Pikir is zelf ontleend aan Arabisch fikr 'het denken', behorend bij het werkwoord fakkara 'denken'; in het Maleis bestaat geen /f/, in leenwoorden wordt die vervangen door /p/.
Literatuur: Philippa 1991