Waarom
Theo Holman zegt het in zijn speech tijdens de Indie (WWII) Herdenkingsdienst van 2011 als volgt:
"En nu? Nu ben ik zelf grootvader. De 4de generatie is onder ons. Wat moet hij, mijn kleinzoon, straks weten over zijn overgrootouders. Laat ik eerlijk zeggen wat ik voel. Ik wil dat je ALLES over je overgrootouders weet."
"En nu? Nu ben ik zelf grootvader. De 4de generatie is onder ons. Wat moet hij, mijn kleinzoon, straks weten over zijn overgrootouders. Laat ik eerlijk zeggen wat ik voel. Ik wil dat je ALLES over je overgrootouders weet."
Oom Hannie
Prisoner Of War. Over de dodenspoorweg.
De dodenspoorweg, zo’n 415 kilometer, moest op bevel van maarschalk Terauchi Hisaichi in december 1943 klaar zijn. De zogenaamde ‘speedo-tijd’ van de spoorwegjappen (zo’n 13.000) om de krijgsgevangenen (61.000 geallieerden, waaronder 18.000 Nederlanders) en romusha’s (250.000 gewone werkers, koelies) op te jagen bij de aanleg van spoorlijn in een omgeving van tropische moessonoerwoud, bergruggen, en ravijnen. De krijgsgevangenen werden vanuit Singapore in propvolle goederentreinen vanaf augustus 1942 dagelijks (overdag snikheet en avonden ijskoud) naar Ban Pong in Thailand gereden in vijf dagen, daarna moest in ongeveer tien dagen naar de eindbestemming (werkkamp) worden gelopen, meestal ’s-nachts, regelmatig stortbuien, in hoog marstempo met uitrusting door een bergachtige jungle omgeving met steile hellingen, een marteling, een lijdensweg. De werkers gingen van kamp tot kamp, zo’n 55 ingerichte kampen: werkkampen, hospitaalkampen en herstelkampen langs de spoorlijn. Hannie heeft onder zeer primitieve (werk)omstandigheden moeten werken: lange werktijden, nauwelijks rustdagen en slecht gereedschap (pikhouwwelen) grond- en rotssteen moeten loshakken, graven, spitten, karren vol scheppen, de volle karren door modderige paden wegslepen en de lading storten in kiepbakken. Na de officiële opening op 25 october 1943 uitgeput en ondervoed in een herstelkamp en daarna met 8.000 man via Singapore naar Japan getransporteerd.
Oom Hannie heeft eerst slavenwerk moeten verichten aan de Birma-Siam dodenspoorlijn en daarna in 1943 op een eiland bij de baai van Nagasaki, Japan, met als uitzwaaier op 9 augustus 1945 een mooie rookpluim in de vorm van een paddestoel. De koude grond van het avondland bracht geen remedie voor de slapeloze nachten en boze tropen dromen, maar sterke geesten blijven ongebroken.
"In 1951 kwam Hannie in Nederland aan. Als douane ambtenaar kwam hij in Friesland eerst niet aan werk, maar kwam wel aan een baan bij de Gemeente Amsterdam. Hij begon helemaal onderaan de ladder als kaart sorteerder. "Ken jij het alfabet wel?", zei de chef. Maar Hannie had de personeelsbak al op volgorde binnen tien minuten. Het werk was te eenvoudig voor hem. Hij haalde alle benodigde gemeentelijke ambtenaren diploma´s en werd al snel hoofd Sociale Zaken. Een begaafde man, een extroverte man, een verteller. Een man met ‘groene handen’," volgens zijn Hollandse vriend en eerste collega bij de Gemeente.
"De volledige naam van oom Han was Johan Albertus Albert Simao, geboren op maandag 18 februari 1918 in Nederlands-Indie en overleden op zaterdag 7 juni 1980 te Amsterdam. Wij hebben elkaar ontmoet in Makassar (Zuid-Celebes) en zijn getrouwd op dinsdag 5 februari 1952 te Amsterdam. Wij hebben twee dochters Inge en Karin en twee kleinkinderen Maud en Merlijn. Met Inge en Karin gaat alles goed. Inge is directeur geworden van haar scholengemeenschap voor beroepsonderwijs in Den Helder en Karin heeft haar baan bij Justitie eraan gegeven en begint in april bij de Van der Hoeven-kliniek in Utrecht aan een nieuwe loopbaan. Dat is een instelling voor t.b.s.- ers, daar had zij bij Justitie al veel te maken gehad. Maud werkt bij de K.L.P.D. Zij is tolk/vertaler Arabisch en Frans en ze heeft het goed naar haar zin daar. Merlijn studeert volgend voorjaar af en heeft dan een HBO opleiding achter de rug als voedingsdeskundige en management."
Moni Simao. 1.0
De dodenspoorweg, zo’n 415 kilometer, moest op bevel van maarschalk Terauchi Hisaichi in december 1943 klaar zijn. De zogenaamde ‘speedo-tijd’ van de spoorwegjappen (zo’n 13.000) om de krijgsgevangenen (61.000 geallieerden, waaronder 18.000 Nederlanders) en romusha’s (250.000 gewone werkers, koelies) op te jagen bij de aanleg van spoorlijn in een omgeving van tropische moessonoerwoud, bergruggen, en ravijnen. De krijgsgevangenen werden vanuit Singapore in propvolle goederentreinen vanaf augustus 1942 dagelijks (overdag snikheet en avonden ijskoud) naar Ban Pong in Thailand gereden in vijf dagen, daarna moest in ongeveer tien dagen naar de eindbestemming (werkkamp) worden gelopen, meestal ’s-nachts, regelmatig stortbuien, in hoog marstempo met uitrusting door een bergachtige jungle omgeving met steile hellingen, een marteling, een lijdensweg. De werkers gingen van kamp tot kamp, zo’n 55 ingerichte kampen: werkkampen, hospitaalkampen en herstelkampen langs de spoorlijn. Hannie heeft onder zeer primitieve (werk)omstandigheden moeten werken: lange werktijden, nauwelijks rustdagen en slecht gereedschap (pikhouwwelen) grond- en rotssteen moeten loshakken, graven, spitten, karren vol scheppen, de volle karren door modderige paden wegslepen en de lading storten in kiepbakken. Na de officiële opening op 25 october 1943 uitgeput en ondervoed in een herstelkamp en daarna met 8.000 man via Singapore naar Japan getransporteerd.
Oom Hannie heeft eerst slavenwerk moeten verichten aan de Birma-Siam dodenspoorlijn en daarna in 1943 op een eiland bij de baai van Nagasaki, Japan, met als uitzwaaier op 9 augustus 1945 een mooie rookpluim in de vorm van een paddestoel. De koude grond van het avondland bracht geen remedie voor de slapeloze nachten en boze tropen dromen, maar sterke geesten blijven ongebroken.
"In 1951 kwam Hannie in Nederland aan. Als douane ambtenaar kwam hij in Friesland eerst niet aan werk, maar kwam wel aan een baan bij de Gemeente Amsterdam. Hij begon helemaal onderaan de ladder als kaart sorteerder. "Ken jij het alfabet wel?", zei de chef. Maar Hannie had de personeelsbak al op volgorde binnen tien minuten. Het werk was te eenvoudig voor hem. Hij haalde alle benodigde gemeentelijke ambtenaren diploma´s en werd al snel hoofd Sociale Zaken. Een begaafde man, een extroverte man, een verteller. Een man met ‘groene handen’," volgens zijn Hollandse vriend en eerste collega bij de Gemeente.
"De volledige naam van oom Han was Johan Albertus Albert Simao, geboren op maandag 18 februari 1918 in Nederlands-Indie en overleden op zaterdag 7 juni 1980 te Amsterdam. Wij hebben elkaar ontmoet in Makassar (Zuid-Celebes) en zijn getrouwd op dinsdag 5 februari 1952 te Amsterdam. Wij hebben twee dochters Inge en Karin en twee kleinkinderen Maud en Merlijn. Met Inge en Karin gaat alles goed. Inge is directeur geworden van haar scholengemeenschap voor beroepsonderwijs in Den Helder en Karin heeft haar baan bij Justitie eraan gegeven en begint in april bij de Van der Hoeven-kliniek in Utrecht aan een nieuwe loopbaan. Dat is een instelling voor t.b.s.- ers, daar had zij bij Justitie al veel te maken gehad. Maud werkt bij de K.L.P.D. Zij is tolk/vertaler Arabisch en Frans en ze heeft het goed naar haar zin daar. Merlijn studeert volgend voorjaar af en heeft dan een HBO opleiding achter de rug als voedingsdeskundige en management."
Moni Simao. 1.0
JombangJombang, Java, Indonesia.
Pulang, a sentimental journeyIn 1988 keren Opa en Oma na 29 jaar voor de allereerste en allerlaatste keer terug naar Indonesia. 2 kleinkinderen gaan mee. Op Java gaat Opa op zoek naar zijn geboortehuis te Jombang. In Jombang aangekomen gaat Opa op zoek naar historische ankers om de zoektocht voort te zetten. Als we eenmaal het centrale trein station (stasiun kereta api) vinden gaan we per becak verder en vinden via veel navraag (en de oude heuvel waar Opa vroeger als kind gespeeld heeft) uiteindelijk het ouderlijk huis en maken kennis met de huidige bewoners, een Javaanse Haji en zijn gezin, die toevallig een zoon hadden die in Delft studeerde. A.Simao 3.0
Boong.
Tot op latere leeftijd werd opa door leeftijdsgenoten van de (wijde) familie aangesproken met Boong (bung, broer). Een grote broer wellicht, maar toch wel een broer. Niet de aanspreekvorm van "Oom" of "Pak (Pa)", die toch meer afstand suggereren. Want opa was wellicht opgeklommen in de vaart der volkeren, met een diplomatieke functie in Antwerpen. Maar opa was ondanks al zijn titels allereerst een echte Sinjo. Opgegroeid in tjelana monjet tussen de kali en de kampong. Een vliegeraar en katapult scherpschieter, een Indo Tom Sawyer of Huckleberry Finn. |
Boong Ge
|
Oma wordt oud
Qua leeftijd valt het misschien nog wel mee. Maar ze wordt onmiskenbaar broos en met de dag vergeetachtiger. Ze vraagt je wel eens dezelfde vraag. Een paar keer achter elkaar. Omdat ze het antwoord telkens vergeet. En als je zegt: “Dat heb je daarnet al gevraagd.” Dan zegt ze : “Ik word oud he?”
Ja, ze wordt oud. Maar soms vertelt ze dan levendig verhalen over lang vervolgen tijden, alsof het de dag van gisteren was. Verhalen van toen ik nog klein was. Verhalen van voor mijn geboorte. Verhalen van toen zij nog klein was. Verhalen die we al kenden, maar die ze dan blijft herhalen. Maar ook nieuwe verhalen die we nog nooit gehoord hebben.
Soms geeft ze toe aan fatalisme en wordt ze verdrietig. Soms wordt ze ineens kwaad en soms is ze echt bang. Maar lang onderdrukken die emoties haar hoopvolle inborst niet. Dan overwinnen weer dat sterke verlangen, dat sterke geloof en dat vertrouwen. Waarnaar en waarin eigenlijk, vraag ik me dan af.
Maar eigenlijk weet ik het wel. Haar verlangen haar geboortegrond ooit weer te betreden. Haar geloof in God en haar vertrouwen in opa. Want opa die is er nog altijd en overal. Steunt haar nog steeds bij moeilijke keuzes en moeilijke vragen. Nog steeds de enige die haar wereld weer in balans weet te brengen.
Dit is een vertrouwen ontdaan van enige geloofsovertuiging, mystiek of mysterie. Gewoon een simpel vertrouwen in zijn aanwezigheid. Niet eens zo vreemd hoor, want ik voel hem ook.
Rotterdam, 16-09-2001
Qua leeftijd valt het misschien nog wel mee. Maar ze wordt onmiskenbaar broos en met de dag vergeetachtiger. Ze vraagt je wel eens dezelfde vraag. Een paar keer achter elkaar. Omdat ze het antwoord telkens vergeet. En als je zegt: “Dat heb je daarnet al gevraagd.” Dan zegt ze : “Ik word oud he?”
Ja, ze wordt oud. Maar soms vertelt ze dan levendig verhalen over lang vervolgen tijden, alsof het de dag van gisteren was. Verhalen van toen ik nog klein was. Verhalen van voor mijn geboorte. Verhalen van toen zij nog klein was. Verhalen die we al kenden, maar die ze dan blijft herhalen. Maar ook nieuwe verhalen die we nog nooit gehoord hebben.
Soms geeft ze toe aan fatalisme en wordt ze verdrietig. Soms wordt ze ineens kwaad en soms is ze echt bang. Maar lang onderdrukken die emoties haar hoopvolle inborst niet. Dan overwinnen weer dat sterke verlangen, dat sterke geloof en dat vertrouwen. Waarnaar en waarin eigenlijk, vraag ik me dan af.
Maar eigenlijk weet ik het wel. Haar verlangen haar geboortegrond ooit weer te betreden. Haar geloof in God en haar vertrouwen in opa. Want opa die is er nog altijd en overal. Steunt haar nog steeds bij moeilijke keuzes en moeilijke vragen. Nog steeds de enige die haar wereld weer in balans weet te brengen.
Dit is een vertrouwen ontdaan van enige geloofsovertuiging, mystiek of mysterie. Gewoon een simpel vertrouwen in zijn aanwezigheid. Niet eens zo vreemd hoor, want ik voel hem ook.
Rotterdam, 16-09-2001
A.Simao, Indo 3.0
1926-2002
Oma Annie 'Oessie' Simao-Tilaar overleed na een kort sterfbed te Capelle ad IJssel in de vroege ochtend van 01-02-2002. Haar zoon, schoondochter, kleinkinderen en zus waren aanwezig. Zij werd 75 jaar oud. |
De melancholie
Vond het gevoel maar kon het niet vertalen en ik bleef speuren naar de bron waar ik de woorden uit moest halen Woorden voor de Poezie van haar leven en haar grote gave om te geven Ken ook niet de noten van deze melodie maar wel de melancholie Rotterdam, 03-02-2002 A.Simao, Indo 3.0
|
Pie Simao, onze vader, grootvader en overgrootvader
A selfmade man, geschreven door tante Eleonore, Indo 1.0
Mijn vader Johan Charles Simao, wij noemden hem Pie van Pappie, werd geboren op 3 april 1890 te Pakis, district Mergotoehoe, afdeling Djoewana, residentie Djepara op midden Java en overleed op 12 juli 1961 te Leeuwarden. Hij komt uit een gezin van vader, moeder en drie kinderen. Vader en moeder heeft hij al heel jong verloren, evenals zijn jongste broertje Albert bij een cholera epidemie op Java. Pie bleef als wees achter met zijn jongere zuster Annie Simao. Beide kwamen in het weeshuis terecht, waarna hij in Pamekasan begon als opziener op een tabaksfabriek en later opklom tot hoofdboekhouder in de rang van ´Hoofdcommies´ in Semarang. Semarang was de hoofdstad van de provincie Midden Java in Nederlands-Indie .
Een Hoofdcommies is een bureauhoofd, dus een belangrijke positie. De commiezen werkten onder zijn leiding en hij belegde ‘begadring’ om zaken te bespreken met de commiezen. Een gewoon Commies is maar een positie boven Klerk of Schrijver: birokrassi. Als jong meisje ben ik wel eens bij hem op kantoor moeten zijn voor het een of ander. Doodeng vond ik het daar. In een groot lokaal zat Pie als een leraar voor in de klas aan een groot bureau en achter en naast elkaar aan tafels zaten als leerlingen zijn personeel te werken. Pie is zijn leven lang een heel harde werker geweest, elke dag nam hij werk mee naar huis, stevige dikke mappen met dikke kartonnen kaften met linten dichtgeknoopt en ´s-avonds na het eten ging hij aan het werk om ‘bujet’ of ‘porstel’ of ‘perslah’ te maken. Die stevige mappen gingen ook elke morgen weer mee terug naar kantoor achter op de fiets gebonden. De fiets die de kebon elke morgen netjes opgepoetst buiten in de tuin stalde.
De stuwende kracht achter zijn succesvolle loopbaan is zijn vrouw Veronica Fransz, roepnaam Moes, mijn moeder, geweest, denk ik. Mijn moeder is geboren in Sidhoardjo, residentie Soerabaja. Haar vader was van de Indo clan Fransz en haar moeder was een Javaanse vrouw genaamd Halima. Moes en Pie hebben ontzettend veel van elkaar gehouden. Zij had er ook voor gezorgd dat Pie altijd zijn eigen werkplekje of een ´kantoortje´ had. Pie, was een sterke voorstander van studeren voor later, leren voor een goede baan met zekerheid. Voor ‘bolossen’ spijbelen moest je voor straf een uur op een been staan in de hoek van zijn kantoortje, want als je niet leert wordt je ‘toekang sodot trem’ (mestschepper uit de rails van de paardentram). In het huis aan de Karreweg (1930-1931) had hij zijn kantoortje in de voorkamer. Daar aan de Karreweg vertelde Moes mij met een gezicht stralend van blijdschap: ´Hij is geslaagd!´. Toen begreep ik niet direct waar het precies over ging, maar later, vele jaren later begreep ik dat het te maken moest hebben met zijn zelfstudie.
"De Bond van Vereenigingen voor Handelsonderwijs in Nederlandsch-Indie verklaart, dat de heer Johan Charles Simao geboren te Pakis (Semarang) den 3en April 1890 en woonachtig te Semarang bij een onderzoek gehouden op den 30en en 31en mei 1930 te Semarang blijk heeft gegeven voldoende kennis van de Beginselen van Boekhouden, Handelsrekenen, Handelsrecht en Handelskennis te bezitten. Namens de Commissie van Redactie, het College van Examinatoren, de Commissie van Toezicht, het Bestuur, Voorzitter en Secretaris."
Pie was een weeskind maar door zijn grote wilskracht en met Moes als zijn grote steun en toeverlaat is hij er gekomen: een goede plaats in de maatschappij, waarin hij ook voor zijn kinderen een plaats zorgde via goede scholing en emplooy. Boong Gé (mijn oudste broer) kwam bij hem bij de Gemeente werken en Johannes Albertus (mijn jongste broer) bij de Douane, dit was voor de oorlog. Jacoba (mijn zus) en Riti (mijn nicht), ook voor de oorlog, kwamen als kinderjuf, door zijn connecties terecht bij welgestelde families. In die tijd waren voor de vrouwen niet zoveel mogelijkheden om iets bereiken. Onderwijzeres of in de verpleging voor vrouwen met een roeping of gouvernante (kinderjuffrouw). Dit was tante Annie (Pie´s zuster) ook geworden; later pas kwam ze bij de P.T.T te werken. En na de oorlog bezorgde Pie mij een baan bij de douane en voor mijn zus Gustine bij een polikliniek. Tante Augustine (mijn moeders zusje) was voor de 2de wereldoorlog een van de 3 eerste vrouwelijke juridische studenten aan de rechtsfaculteit samen met Wies van Maarseveen en een Javaans meisje. Gesponsord door Pie kon zij in 1933 afstuderen aan de Rechtshogeschool in Batavia. ‘Mester’ Augustine!
Pie en Moes deden ook veel voor de minder bedeelden in de samenleving. Zij hebben mij al heel vroeg kennis laten maken met de minder rooskleurige kanten van het leven. Moes nam mij bijvoorbeeld op een dag mee naar een vrouw die een tehuis had voor ´gevallen´ vrouwen. Zo werden ze genoemd, vrouwen die niet goed hebben opgepast in hun omgang met mannen en in de problemen zijn geraakt. Bij het tehuis aangekomen moest ik dan in de tuin blijven wachten, terwijl Moes binnen besprekingen voerde. En Pie nam mij op een keer mee naar iemand in een armenwijk met heel erg kleine huisjes. Daar moest ik dan ook buiten wachten tot Pie klaar was met regelen van het een en andere. Ook waren er die drie kinderen van de Vasmerweg, 2 jongens en 1 meisje in de leeftijden 10, 13 en 14 jaar. Ze kwamen uit een gezin waar de vader het geld opmaakte aan de sterke drank en de kinderen verwaarloosde. Ze zagen er bleek, ziekelijk en zielig uit. Elke dag kwamen ze bij ons thuis als wij ´s-middags van school kwamen, en dan gebruikten ze met ons samen de maaltijd.
We hebben op de Karreweg, Pandean Lamper, de Vasmerweg en in 1933-34 in de Gang van Haastert gewoond. Pie's kantoortje in het huis in Sompok zie ik nog voor me: zijn schrijftafel voor bij het raam en midden in de kamer het mooie ouderwetse bankstel. Moes is overleden in October 1934 (ik was toen 11 jaar oud). Eind 1934, begin 1935 zijn we weer naar de Karreweg teruggegaan tot Pie's buitenlands verlof naar Holland in 1937. Teruggekomen uit Holland in 1938 aan Sidodadiweg gewoond en daar gebleven tot de Tweede Wereldoorlog in 1942.
Tijdens de Japanse bezetting verhuisden we naar de Reservoirweg omdat wij de huur van het grote huis niet meer konden betalen en na enkele omzwervingen beland in de Hiriweg in een heel klein huisje van de Gemeente, gebouwd voor armlastige lieden.
Want op een dag kwam Pie niet meer thuis van kantoor. Hij was geinterneerd door de Jap.
Tante (Vera) Eleonore, Indo 1.0
Mijn vader Johan Charles Simao, wij noemden hem Pie van Pappie, werd geboren op 3 april 1890 te Pakis, district Mergotoehoe, afdeling Djoewana, residentie Djepara op midden Java en overleed op 12 juli 1961 te Leeuwarden. Hij komt uit een gezin van vader, moeder en drie kinderen. Vader en moeder heeft hij al heel jong verloren, evenals zijn jongste broertje Albert bij een cholera epidemie op Java. Pie bleef als wees achter met zijn jongere zuster Annie Simao. Beide kwamen in het weeshuis terecht, waarna hij in Pamekasan begon als opziener op een tabaksfabriek en later opklom tot hoofdboekhouder in de rang van ´Hoofdcommies´ in Semarang. Semarang was de hoofdstad van de provincie Midden Java in Nederlands-Indie .
Een Hoofdcommies is een bureauhoofd, dus een belangrijke positie. De commiezen werkten onder zijn leiding en hij belegde ‘begadring’ om zaken te bespreken met de commiezen. Een gewoon Commies is maar een positie boven Klerk of Schrijver: birokrassi. Als jong meisje ben ik wel eens bij hem op kantoor moeten zijn voor het een of ander. Doodeng vond ik het daar. In een groot lokaal zat Pie als een leraar voor in de klas aan een groot bureau en achter en naast elkaar aan tafels zaten als leerlingen zijn personeel te werken. Pie is zijn leven lang een heel harde werker geweest, elke dag nam hij werk mee naar huis, stevige dikke mappen met dikke kartonnen kaften met linten dichtgeknoopt en ´s-avonds na het eten ging hij aan het werk om ‘bujet’ of ‘porstel’ of ‘perslah’ te maken. Die stevige mappen gingen ook elke morgen weer mee terug naar kantoor achter op de fiets gebonden. De fiets die de kebon elke morgen netjes opgepoetst buiten in de tuin stalde.
De stuwende kracht achter zijn succesvolle loopbaan is zijn vrouw Veronica Fransz, roepnaam Moes, mijn moeder, geweest, denk ik. Mijn moeder is geboren in Sidhoardjo, residentie Soerabaja. Haar vader was van de Indo clan Fransz en haar moeder was een Javaanse vrouw genaamd Halima. Moes en Pie hebben ontzettend veel van elkaar gehouden. Zij had er ook voor gezorgd dat Pie altijd zijn eigen werkplekje of een ´kantoortje´ had. Pie, was een sterke voorstander van studeren voor later, leren voor een goede baan met zekerheid. Voor ‘bolossen’ spijbelen moest je voor straf een uur op een been staan in de hoek van zijn kantoortje, want als je niet leert wordt je ‘toekang sodot trem’ (mestschepper uit de rails van de paardentram). In het huis aan de Karreweg (1930-1931) had hij zijn kantoortje in de voorkamer. Daar aan de Karreweg vertelde Moes mij met een gezicht stralend van blijdschap: ´Hij is geslaagd!´. Toen begreep ik niet direct waar het precies over ging, maar later, vele jaren later begreep ik dat het te maken moest hebben met zijn zelfstudie.
"De Bond van Vereenigingen voor Handelsonderwijs in Nederlandsch-Indie verklaart, dat de heer Johan Charles Simao geboren te Pakis (Semarang) den 3en April 1890 en woonachtig te Semarang bij een onderzoek gehouden op den 30en en 31en mei 1930 te Semarang blijk heeft gegeven voldoende kennis van de Beginselen van Boekhouden, Handelsrekenen, Handelsrecht en Handelskennis te bezitten. Namens de Commissie van Redactie, het College van Examinatoren, de Commissie van Toezicht, het Bestuur, Voorzitter en Secretaris."
Pie was een weeskind maar door zijn grote wilskracht en met Moes als zijn grote steun en toeverlaat is hij er gekomen: een goede plaats in de maatschappij, waarin hij ook voor zijn kinderen een plaats zorgde via goede scholing en emplooy. Boong Gé (mijn oudste broer) kwam bij hem bij de Gemeente werken en Johannes Albertus (mijn jongste broer) bij de Douane, dit was voor de oorlog. Jacoba (mijn zus) en Riti (mijn nicht), ook voor de oorlog, kwamen als kinderjuf, door zijn connecties terecht bij welgestelde families. In die tijd waren voor de vrouwen niet zoveel mogelijkheden om iets bereiken. Onderwijzeres of in de verpleging voor vrouwen met een roeping of gouvernante (kinderjuffrouw). Dit was tante Annie (Pie´s zuster) ook geworden; later pas kwam ze bij de P.T.T te werken. En na de oorlog bezorgde Pie mij een baan bij de douane en voor mijn zus Gustine bij een polikliniek. Tante Augustine (mijn moeders zusje) was voor de 2de wereldoorlog een van de 3 eerste vrouwelijke juridische studenten aan de rechtsfaculteit samen met Wies van Maarseveen en een Javaans meisje. Gesponsord door Pie kon zij in 1933 afstuderen aan de Rechtshogeschool in Batavia. ‘Mester’ Augustine!
Pie en Moes deden ook veel voor de minder bedeelden in de samenleving. Zij hebben mij al heel vroeg kennis laten maken met de minder rooskleurige kanten van het leven. Moes nam mij bijvoorbeeld op een dag mee naar een vrouw die een tehuis had voor ´gevallen´ vrouwen. Zo werden ze genoemd, vrouwen die niet goed hebben opgepast in hun omgang met mannen en in de problemen zijn geraakt. Bij het tehuis aangekomen moest ik dan in de tuin blijven wachten, terwijl Moes binnen besprekingen voerde. En Pie nam mij op een keer mee naar iemand in een armenwijk met heel erg kleine huisjes. Daar moest ik dan ook buiten wachten tot Pie klaar was met regelen van het een en andere. Ook waren er die drie kinderen van de Vasmerweg, 2 jongens en 1 meisje in de leeftijden 10, 13 en 14 jaar. Ze kwamen uit een gezin waar de vader het geld opmaakte aan de sterke drank en de kinderen verwaarloosde. Ze zagen er bleek, ziekelijk en zielig uit. Elke dag kwamen ze bij ons thuis als wij ´s-middags van school kwamen, en dan gebruikten ze met ons samen de maaltijd.
We hebben op de Karreweg, Pandean Lamper, de Vasmerweg en in 1933-34 in de Gang van Haastert gewoond. Pie's kantoortje in het huis in Sompok zie ik nog voor me: zijn schrijftafel voor bij het raam en midden in de kamer het mooie ouderwetse bankstel. Moes is overleden in October 1934 (ik was toen 11 jaar oud). Eind 1934, begin 1935 zijn we weer naar de Karreweg teruggegaan tot Pie's buitenlands verlof naar Holland in 1937. Teruggekomen uit Holland in 1938 aan Sidodadiweg gewoond en daar gebleven tot de Tweede Wereldoorlog in 1942.
Tijdens de Japanse bezetting verhuisden we naar de Reservoirweg omdat wij de huur van het grote huis niet meer konden betalen en na enkele omzwervingen beland in de Hiriweg in een heel klein huisje van de Gemeente, gebouwd voor armlastige lieden.
Want op een dag kwam Pie niet meer thuis van kantoor. Hij was geinterneerd door de Jap.
Tante (Vera) Eleonore, Indo 1.0
Veronica 'Moes' Simao
Sidoardjo, 1892 - Semarang, 1934.
Eerste echtgenote van Pie Simao, (Pakis, Java,1890).
Moeder van Ge, Hannie, Loulou, Annie, Cobie, Vera en Willy Simao.
Tweede dochter van Jan Fransz, (Ambon, 1870).
Veronica 'Moes' en Johan Charles 'Pie' Simao hadden samen 7 kinderen die allemaal op Java zijn geboren. Hun eerstgeborene en oudste zoon was L.G.C.P.M. 'Boong Ge' Simao, (Jombang, Java, 1915).
Na het overlijden van Veronica 'Moes' SImao in 1934 is de weduwnaar Pie in 1939 hertrouwd met weduwe Ma Mary McGillavry (Losari, Ambarawa, Java, 23 06 1901 - Leeuwarden, Friesland, 26 11 1980).
Pie Simao kreeg uit dit tweede huwelijk nog twee zonen: Pieter en Abbie Simao, (Semarang, Java, 1940 en 1941).
Eerste echtgenote van Pie Simao, (Pakis, Java,1890).
Moeder van Ge, Hannie, Loulou, Annie, Cobie, Vera en Willy Simao.
Tweede dochter van Jan Fransz, (Ambon, 1870).
Veronica 'Moes' en Johan Charles 'Pie' Simao hadden samen 7 kinderen die allemaal op Java zijn geboren. Hun eerstgeborene en oudste zoon was L.G.C.P.M. 'Boong Ge' Simao, (Jombang, Java, 1915).
Na het overlijden van Veronica 'Moes' SImao in 1934 is de weduwnaar Pie in 1939 hertrouwd met weduwe Ma Mary McGillavry (Losari, Ambarawa, Java, 23 06 1901 - Leeuwarden, Friesland, 26 11 1980).
Pie Simao kreeg uit dit tweede huwelijk nog twee zonen: Pieter en Abbie Simao, (Semarang, Java, 1940 en 1941).
J.W.L.M.G.Fransz - betovergrootvaderJan Willem Louis Matthijs Gerrit Fransz geboren op Ambon 20 juni 1870 uit het huwelijk van een Amsterdamse vader van Joodse afkomst en Ambonese moeder genaamd Anna Seruhalawan.
Getrouwd met Louise Gustine Jansen geboren te Sidoarjo op Java in 1872, eveneens uit het huwelijk van een Hollander en Ambonese en gestorven te Semarang in 1926. Zij hadden samen 12 kinderen, allen geboren op Java. Vader van Veronica Simao-Fransz. |
R.I.P.Na de Japanse capitulatie alsnog overleden in het Indonesisch Republikeinse (bersiap) kamp Somobito, een voormalige suikerfabriek 1946.
J.W.L.M.G. Fransz ligt begraven op het ereveld Kembang Kuning te Surabaya. |
Overlijdensbericht 1995
Een brief uit indonesia.
Tante Nos, Augustina Leonore Fransz geboren in 1907, jongste zus van Veronica 'Moes' Simao, dochter van Jan Willem Louis Matthijs Gerrit Fransz, griffier bij de Landraad, en Louise Gustine Jansen, is er niet meer. Zij is op 18 december 1995 om 9 uur in de morgen in alle rust en vrede heengegaan. Tante is niet door een ziekte overleden, maar door ouderdom, afname van lichamelijke krachten. 88 jaar!
Een week voordat tante heengegaan is, wilde tante het bed niet meer uit, daar ze zich zo moe voelde en alleen nog wilde slapen. Ibu Rub gaf tante op tijd haar maaltijden en drinken. Tante wilde alleen nog maar Marie biscuitjes, gedoopt in melk, want brinta en rijst wilde ze niet meer. Tante wilde niet naar de dokter, ‘daar ze niet ziek was’, zei ze. Op 17 december is het ibu Muninggar gelukt een dokter te laten komen. We moesten deze dokter wel ophalen en weer thuis brengen met de taxi. De dokter heeft tante helemaal onderzocht en geconstateerd dat tante niet ziek was, maar dat haar krachten afnamen vanwege haar ouderdom. De dokter heeft haar nog versterkende middelen voorgeschreven, doch dit baatte niet.
Op 18 december ging ik al heel vroeg naar tante en kwam om half 9 bij tante aan. Rub en ik waren bij haar in de kamer. Rub schudde tante’s kussen op, terwijl tante mijn hand vasthield. Ze keek me aan en mompelde, doch ik kon haar niet verstaan daar de woorden die ze sprak zo vaag waren. Rub zei plotseling dat wij tante’s gebit uit haar mond moesten halen. En toen we dat gedaan hadden slaakte ze een zucht van verlichting en heeft haar ogen voor altijd gesloten. Ondanks dat Rub en ik er op voorbereid waren, was het toch een slag voor ons.
Daarna heb ik alle handelingen automatisch afgedaan. Er was zoveel te regelen. Daar ik nog helemaal naar huis moest gaan om alle belangrijke papieren van tante op te halen heb ik toen een taxi genomen. Maar de chauffeur wilde me eerst niet erheen rijden, daar Ciputat een ellende is met al die opstoppingen in het verkeer. Ik heb hem gesmeekt me halverwege te brengen. Dat heeft hij gedaan en na een kwartier gelopen te hebben kon ik per motorfiets taxi thuis komen. Terug naar tante was er geen taxi te bekennen en ik was dus genoodzaakt met de bus te gaan. Dat ging allemaal voor mijn gevoel ontzettend langzaam en ik bad en bad maar. Terug bij tante heb ik met Sas het begrafenisfonds opgebeld en om 12 uur ’s-middags was alles geregeld.
Net als bij tante Annie was alles snel gegaan, hoewel het voor mij een eeuwigheid duurde. Sas zei me, dat Loulou met Ricky en Robby naar Jakarta zouden komen. De avond van de 18de op de 19de heb ik bij tante geslapen. De 19de s’-morgens on half vier ben ik naar huis gegaan om Loes te halen. Om 9 uur ’s-morgens de 19de kwam Loulou aan. Loulou kon gelukkig lopen, doch we moesten haar wel wat ondersteunen. Om 1 uur ’s middags hadden we een dienst in de kerk waar ook Nadia aanwezig was en vandaar gingen we naar het kerkhof waar ook tante Annie begraven is. Om 3 uur zijn we teruggekeerd naar huis. Loulou en Nadia hebben bij ons geslapen en de volgende ochtend de 20ste december zijn ze allen weer naar Semarang vertrokken.
Ik moet ontzettend wennen aan het feit dat tante er niet meer is. Tot nu toe kan ik niet in slaap vallen, maar dat zal wel weer goed komen. Ibu Rub is helemaal uit haar doen. Ze zit vaak alleen en voor zich uit te staren. En dan stromen de tranen uit haar ogen. Het tafeltje naast het bed van tante blijft ze dekken en plaatst daar het ontbijt op, tante’s twaalf uurtje en tante’s avondmaal. Dit blijft ze 40 dagen doen, want gedurende 40 dagen bevindt tante’s ziel nog in huis, zo zei ze. En ik geloof dat we dat mogen aannemen. Ibu Rub blijft dus voorlopig in tante’s huis totdat de 40 dagen om zijn en dan keert Rub terug naar Kediri om haar moeder die half verlamd is te verzorgen.
Oma Nos is heen gegaan.
Pieter Simao, Indo 2.0
Tante Nos, Augustina Leonore Fransz geboren in 1907, jongste zus van Veronica 'Moes' Simao, dochter van Jan Willem Louis Matthijs Gerrit Fransz, griffier bij de Landraad, en Louise Gustine Jansen, is er niet meer. Zij is op 18 december 1995 om 9 uur in de morgen in alle rust en vrede heengegaan. Tante is niet door een ziekte overleden, maar door ouderdom, afname van lichamelijke krachten. 88 jaar!
Een week voordat tante heengegaan is, wilde tante het bed niet meer uit, daar ze zich zo moe voelde en alleen nog wilde slapen. Ibu Rub gaf tante op tijd haar maaltijden en drinken. Tante wilde alleen nog maar Marie biscuitjes, gedoopt in melk, want brinta en rijst wilde ze niet meer. Tante wilde niet naar de dokter, ‘daar ze niet ziek was’, zei ze. Op 17 december is het ibu Muninggar gelukt een dokter te laten komen. We moesten deze dokter wel ophalen en weer thuis brengen met de taxi. De dokter heeft tante helemaal onderzocht en geconstateerd dat tante niet ziek was, maar dat haar krachten afnamen vanwege haar ouderdom. De dokter heeft haar nog versterkende middelen voorgeschreven, doch dit baatte niet.
Op 18 december ging ik al heel vroeg naar tante en kwam om half 9 bij tante aan. Rub en ik waren bij haar in de kamer. Rub schudde tante’s kussen op, terwijl tante mijn hand vasthield. Ze keek me aan en mompelde, doch ik kon haar niet verstaan daar de woorden die ze sprak zo vaag waren. Rub zei plotseling dat wij tante’s gebit uit haar mond moesten halen. En toen we dat gedaan hadden slaakte ze een zucht van verlichting en heeft haar ogen voor altijd gesloten. Ondanks dat Rub en ik er op voorbereid waren, was het toch een slag voor ons.
Daarna heb ik alle handelingen automatisch afgedaan. Er was zoveel te regelen. Daar ik nog helemaal naar huis moest gaan om alle belangrijke papieren van tante op te halen heb ik toen een taxi genomen. Maar de chauffeur wilde me eerst niet erheen rijden, daar Ciputat een ellende is met al die opstoppingen in het verkeer. Ik heb hem gesmeekt me halverwege te brengen. Dat heeft hij gedaan en na een kwartier gelopen te hebben kon ik per motorfiets taxi thuis komen. Terug naar tante was er geen taxi te bekennen en ik was dus genoodzaakt met de bus te gaan. Dat ging allemaal voor mijn gevoel ontzettend langzaam en ik bad en bad maar. Terug bij tante heb ik met Sas het begrafenisfonds opgebeld en om 12 uur ’s-middags was alles geregeld.
Net als bij tante Annie was alles snel gegaan, hoewel het voor mij een eeuwigheid duurde. Sas zei me, dat Loulou met Ricky en Robby naar Jakarta zouden komen. De avond van de 18de op de 19de heb ik bij tante geslapen. De 19de s’-morgens on half vier ben ik naar huis gegaan om Loes te halen. Om 9 uur ’s-morgens de 19de kwam Loulou aan. Loulou kon gelukkig lopen, doch we moesten haar wel wat ondersteunen. Om 1 uur ’s middags hadden we een dienst in de kerk waar ook Nadia aanwezig was en vandaar gingen we naar het kerkhof waar ook tante Annie begraven is. Om 3 uur zijn we teruggekeerd naar huis. Loulou en Nadia hebben bij ons geslapen en de volgende ochtend de 20ste december zijn ze allen weer naar Semarang vertrokken.
Ik moet ontzettend wennen aan het feit dat tante er niet meer is. Tot nu toe kan ik niet in slaap vallen, maar dat zal wel weer goed komen. Ibu Rub is helemaal uit haar doen. Ze zit vaak alleen en voor zich uit te staren. En dan stromen de tranen uit haar ogen. Het tafeltje naast het bed van tante blijft ze dekken en plaatst daar het ontbijt op, tante’s twaalf uurtje en tante’s avondmaal. Dit blijft ze 40 dagen doen, want gedurende 40 dagen bevindt tante’s ziel nog in huis, zo zei ze. En ik geloof dat we dat mogen aannemen. Ibu Rub blijft dus voorlopig in tante’s huis totdat de 40 dagen om zijn en dan keert Rub terug naar Kediri om haar moeder die half verlamd is te verzorgen.
Oma Nos is heen gegaan.
Pieter Simao, Indo 2.0
Oom Pieter |
Jakarta (Batavia) Hoofdstad van Indonesia.Huize Simao te Ciputat.
|
Jago Kecil
De nieuwste generatie is onder ons. De laatste stamhouder van de familienaam Simao is bij het aanbreken van het tweede decennium van de 21ste eeuw geboren in de havenstad Rotterdam, maritiem kruispunt in de Indo-diaspora.
Nageslacht van de najagers van de Stella Maris. Mensen met de melodie en de melancholie van het strijdlied Sarie Mareis. Als de eerste en de tweede generatie ons langzaam maar zeker ontvallen werpen opvolgende generaties zich op als vaandeldragers voor levende monumenten van een roemruchtig verleden.
Ook deze Simao zal weer een echt kind van de Tropen zijn. Geboren om de zand en zee tussen zijn tenen te voelen en om altijd thuis te kunnen komen in de warme omarming van de evenaar. Een Tropenkind net zoals de 15 generaties voor hem...
Nageslacht van de najagers van de Stella Maris. Mensen met de melodie en de melancholie van het strijdlied Sarie Mareis. Als de eerste en de tweede generatie ons langzaam maar zeker ontvallen werpen opvolgende generaties zich op als vaandeldragers voor levende monumenten van een roemruchtig verleden.
Ook deze Simao zal weer een echt kind van de Tropen zijn. Geboren om de zand en zee tussen zijn tenen te voelen en om altijd thuis te kunnen komen in de warme omarming van de evenaar. Een Tropenkind net zoals de 15 generaties voor hem...
Kumpulans. Familie reunies.
De eerste Kumpulans.
“Oom Han en ik hebben de eerste bijeenkomst georganiseerd. Precies weet ik het niet meer, maar ik gok op 1977 [15 april 1978 Red.] in de ontvangstruimte van de kerk, dicht bij ons huis. We waren met ongeveer 90 mensen, groot en klein. Merlijn onze kleinzoon was nog een baby. Daarna in Voorburg 1982, georganiseerd door Delia, Diana en Hennie. Vervolgens in Breukelen 1984 en in 1985 in de Meern, oom Guus. In 2001 in Rijswijk door Jane en Hennie. Den Haag in de buurt van de Thomsonlaan, onder een kerk, Hennie en Delia. Postiljonhotel Bunnik, Benja en Hennie. De Huntjes, Noke en Greet, Witte Bergen t.g.v. 40 jarige huwelijk in 1992. Ook nog een reunie gehad in Capelle! Noke en Greet in Amstelveen (2002 of 2003?). Oom Han en ik hebben die eerste reunie destijds toegezegd toen de familie bij elkaar was naar aanleiding van het overlijden van oom Rein en we met elkaar vonden dat we de familie alleen nog zagen bij begrafenissen. En zo is het gekomen! " Moni Simao, 1.0
In Nederlands-Indië hadden de oudjes van de Indo 1.0 generatie, de ooms, tantes, neven, nichten, broers en zusters uit de verschillende familietakken, te weten: Simao, Fransz, Mekern, Hunt, Jansen, LeClercq, Beekveld, Hees, Krijgsman, Dingeman een hechte band onderling. De voorouderlijke stamhouders van deze clans waren Jan Willem Louis Matthijs Gerrit Fransz en Louise Gustine Jansen. Onze overgrootvader Pie en zijn echtgenote Moes, uit de vrouwelijke lijn van de Fransz-hoofdstamboom, hebben vele familieleden in huis opgenomen, opgevoed en naar school gestuurd. In de oorlog en bersiap periode is die onderlinge band alleen maar hechter geworden. Eenmaal in Nederland werden de banden blijvend gekoesterd. Eerst door de eerste generatie daarna gelukkig ook door te opvolgende generaties.
De eerste familiereunie in Amsterdam (1977). Velen volgden op verschillende locaties: Voorburg (1982), Breukelen (1984), De Meern (1985), Den Haag (1991), Rijswijk (1993), Harmelen (2000), Amstelveen (2003, 2007). Gekoesterd en levend gehouden. Bij elkaar kwamen wij voor bijzondere gebeurtenissen, te weten: Bezoek van oma Nos uit Indonesië in 1984, 30-jarige huwelijk van opa en oma in 1988, 40-jarige huwelijk van oom Lodie en tante Diana en 40-jarige huwelijk van oom Noke en tante Greet in 2002.
Voor zover we kunnen herinneren zijn we altijd met opa en oma meegegaan, niet omdat het zo hoorde, wel uit respect voor de oudere Indische generaties, maar eigenlijk gewoon voor de gezelligheid. Geen enkele reunie gemist. Voor de 40ste huwelijksdag van onze opa en oma gecombineerd met de 73ste verjaardag van opa hebben wij een familiereunie georganiseerd in Capelle a/d Yssel op 20 februari 1988. Het samenzijn draaide zoals altijd rond ngobrol, omong kossong over de laatse familie nieuwtjes rond geboorte, overlijden, huwelijk, nieuwe aanhang en natuurlijk de familie talenten omtrent eten, dans, muziek en zang.
Indische zang en dans soms onder begeleiding van een ingehuurd Indo orkestje en vaak met muzikale familieleden. Indo rock, Kroncong, Hawaian en Menadonese muziek met bijhorende slendang (lange smalle batik sjerp) dans. Over de overvloed aan Indisch eten met eigen gemaakte gerechten en minimaal 2 rondes volle borden ‘dua piring’ langs de rijsttafel hoeven we het niet eens te hebben. Het leuke is natuurlijk dat de traditie zich van generatie op generatie doorzet. In 2003 hebben E.Simao, M.Schouten, R.Hunt, A. van der Swan en P.Fransz weer een reunie georganiseerd in Amstelveen. Het thema was ontdek je ROOTS, van de echtlieden Louis Fransz (1868-1946) en Gustina Jansen (1872-1926), de eerste stamoudsten uit Nederlands-Indië en hun 12 kinderen tot en met de 6de familie generatie van nu.
Bij de begrafenis van “Bolle” in mei 2006 werd besloten weer een reunie te organiseren in october/november. Er was weer een familielid onverwachts heengegaan. Iedereen moest in die periode de weekenden vrijhouden. In 2007 overleed Oom Guus van de 1ste generatie, nog een oproep tot reunie. Daarna Art Fransz, 2de generatie, te jong gestorven. Weer een oprisping om een reunie te organiseren. Dit jaar nog. De tijd tikt door. Bolle overleed in 2010, een heel oude bekende uit sinjoh's kinderjaren in Djakarta.
Op 3 november 2007 in Amstelveen wordt een familiereunie georganiseerd door P.Fransz (zoon van oom Lody, opa Louis Wilhelmus Fransz en oma Mathilde Wijnhaven), R.Hunt (zoon van oom Noke, oma Jeanne Wilhelmus en opa John Ary Hunt), en Inge & Karin (dochters van oom Hannie, oma Veronica Fransz en opa Pie Simao). De stamboom Fransz wordt verder uitgewerkt tot de 17e en 18e eeuw. Tempo doeloe is niet meer. Het gevoel, de emotie is er nog wel, maar wie neemt het stokje over?
In 2009 droeg Tante Diana Fransz doorslaggevend bij aan een reunie op misschien wel de mooiste locatie tot nu toe: Bronbeek. Indischer kan het haast niet worden. Een historische plek voor een uitstervend evenement? Het is alweer zoveel jaar geleden dat we Opa Ge Simao zagen glunderen om de capriolen van zijn jongere broer Hannie Simao en neef Lody Fransz. Beiden aldoor grappend en grollend met het pilsje en de peuk in de hand. Die iconen van de Indo 1.0 generatie zijn al weer vele jaren terug overleden, maar in geest nog altijd bij ons.
Het is 2011 en de banden tussen de clans zijn losser geworden en zullen zeker nooit meer zo hecht zijn als tussen die ooms en neven van de eerste generatie die de Jappenkampen samen overleefden. Zelfs de familie banden binnen de clans zullen wellicht tot op zekere hoogte verwateren. Het familie gevoel is er nog wel, het ondefineerbare Indo gevoel ook, maar neemt iemand ook het stokje over?
Charles Simao, Indo 2.0
In Nederlands-Indië hadden de oudjes van de Indo 1.0 generatie, de ooms, tantes, neven, nichten, broers en zusters uit de verschillende familietakken, te weten: Simao, Fransz, Mekern, Hunt, Jansen, LeClercq, Beekveld, Hees, Krijgsman, Dingeman een hechte band onderling. De voorouderlijke stamhouders van deze clans waren Jan Willem Louis Matthijs Gerrit Fransz en Louise Gustine Jansen. Onze overgrootvader Pie en zijn echtgenote Moes, uit de vrouwelijke lijn van de Fransz-hoofdstamboom, hebben vele familieleden in huis opgenomen, opgevoed en naar school gestuurd. In de oorlog en bersiap periode is die onderlinge band alleen maar hechter geworden. Eenmaal in Nederland werden de banden blijvend gekoesterd. Eerst door de eerste generatie daarna gelukkig ook door te opvolgende generaties.
De eerste familiereunie in Amsterdam (1977). Velen volgden op verschillende locaties: Voorburg (1982), Breukelen (1984), De Meern (1985), Den Haag (1991), Rijswijk (1993), Harmelen (2000), Amstelveen (2003, 2007). Gekoesterd en levend gehouden. Bij elkaar kwamen wij voor bijzondere gebeurtenissen, te weten: Bezoek van oma Nos uit Indonesië in 1984, 30-jarige huwelijk van opa en oma in 1988, 40-jarige huwelijk van oom Lodie en tante Diana en 40-jarige huwelijk van oom Noke en tante Greet in 2002.
Voor zover we kunnen herinneren zijn we altijd met opa en oma meegegaan, niet omdat het zo hoorde, wel uit respect voor de oudere Indische generaties, maar eigenlijk gewoon voor de gezelligheid. Geen enkele reunie gemist. Voor de 40ste huwelijksdag van onze opa en oma gecombineerd met de 73ste verjaardag van opa hebben wij een familiereunie georganiseerd in Capelle a/d Yssel op 20 februari 1988. Het samenzijn draaide zoals altijd rond ngobrol, omong kossong over de laatse familie nieuwtjes rond geboorte, overlijden, huwelijk, nieuwe aanhang en natuurlijk de familie talenten omtrent eten, dans, muziek en zang.
Indische zang en dans soms onder begeleiding van een ingehuurd Indo orkestje en vaak met muzikale familieleden. Indo rock, Kroncong, Hawaian en Menadonese muziek met bijhorende slendang (lange smalle batik sjerp) dans. Over de overvloed aan Indisch eten met eigen gemaakte gerechten en minimaal 2 rondes volle borden ‘dua piring’ langs de rijsttafel hoeven we het niet eens te hebben. Het leuke is natuurlijk dat de traditie zich van generatie op generatie doorzet. In 2003 hebben E.Simao, M.Schouten, R.Hunt, A. van der Swan en P.Fransz weer een reunie georganiseerd in Amstelveen. Het thema was ontdek je ROOTS, van de echtlieden Louis Fransz (1868-1946) en Gustina Jansen (1872-1926), de eerste stamoudsten uit Nederlands-Indië en hun 12 kinderen tot en met de 6de familie generatie van nu.
Bij de begrafenis van “Bolle” in mei 2006 werd besloten weer een reunie te organiseren in october/november. Er was weer een familielid onverwachts heengegaan. Iedereen moest in die periode de weekenden vrijhouden. In 2007 overleed Oom Guus van de 1ste generatie, nog een oproep tot reunie. Daarna Art Fransz, 2de generatie, te jong gestorven. Weer een oprisping om een reunie te organiseren. Dit jaar nog. De tijd tikt door. Bolle overleed in 2010, een heel oude bekende uit sinjoh's kinderjaren in Djakarta.
Op 3 november 2007 in Amstelveen wordt een familiereunie georganiseerd door P.Fransz (zoon van oom Lody, opa Louis Wilhelmus Fransz en oma Mathilde Wijnhaven), R.Hunt (zoon van oom Noke, oma Jeanne Wilhelmus en opa John Ary Hunt), en Inge & Karin (dochters van oom Hannie, oma Veronica Fransz en opa Pie Simao). De stamboom Fransz wordt verder uitgewerkt tot de 17e en 18e eeuw. Tempo doeloe is niet meer. Het gevoel, de emotie is er nog wel, maar wie neemt het stokje over?
In 2009 droeg Tante Diana Fransz doorslaggevend bij aan een reunie op misschien wel de mooiste locatie tot nu toe: Bronbeek. Indischer kan het haast niet worden. Een historische plek voor een uitstervend evenement? Het is alweer zoveel jaar geleden dat we Opa Ge Simao zagen glunderen om de capriolen van zijn jongere broer Hannie Simao en neef Lody Fransz. Beiden aldoor grappend en grollend met het pilsje en de peuk in de hand. Die iconen van de Indo 1.0 generatie zijn al weer vele jaren terug overleden, maar in geest nog altijd bij ons.
Het is 2011 en de banden tussen de clans zijn losser geworden en zullen zeker nooit meer zo hecht zijn als tussen die ooms en neven van de eerste generatie die de Jappenkampen samen overleefden. Zelfs de familie banden binnen de clans zullen wellicht tot op zekere hoogte verwateren. Het familie gevoel is er nog wel, het ondefineerbare Indo gevoel ook, maar neemt iemand ook het stokje over?
Charles Simao, Indo 2.0
Simao Kumpulan 1988
Paradijsel, Capelle aan den IJssel, 1988.
Patricia, Lydia, Abbie, An, Charles
Esther, Sofie, Lucia, Abe, Debby, Inge, Merlijn, Maud, Cobi, Moni, Vera, Chris, Willy, Els
Annie & Ge
Patricia, Lydia, Abbie, An, Charles
Esther, Sofie, Lucia, Abe, Debby, Inge, Merlijn, Maud, Cobi, Moni, Vera, Chris, Willy, Els
Annie & Ge
Het ABC familielied
Geschreven door de gezusters Simao ter gelegenheid van de kumpulan van 1988.
A zijn wij allen tezaam een hechte band
B zijn de Beekvelds die houden krachtig stand
C de le Clercqjes die vormen een groot deel
D zijn de Dingemans die zie je niet zoveel
E is het eten dat nooit ontbreken zal
F zijn de Franszjes steeds groot in getal
G zijn de guldens die altijd nodig zijn
H zijn de Huntjens present op elk festijn
I zijn de Indo’s nu een belangrijk deel
J zijn de jaren die eisen op heel veel
K zijn de kind’ren van Indië vervreemd
L zijn de landgenoten die voelen zich ontheemd
M zijn de Mekerns die verder gaan vol moed
N de nostalgie die doet je soms toch goed
O is het oosten daar voelden we ons best
P zijn de paartjes gevormd uit Oost en West
Q is de quibus en dan nog wel raar
R zijn de reizen altijd van hier naar daar
S de Simao’s; pas op voor deze stam
T de Tentua’s nu is ’t hek van de dam
U zijn de uren plezierig doorgebracht
V is de vrede die ons toch allen wacht
W is de weldaad die ons geschonken wordt
X d’onbekende, bekend al binnenkort
Y is de ijver voor ’t bereiken van ons doel
Z deze zotten die houden nu hun smoel
A zijn wij allen tezaam een hechte band
B zijn de Beekvelds die houden krachtig stand
C de le Clercqjes die vormen een groot deel
D zijn de Dingemans die zie je niet zoveel
E is het eten dat nooit ontbreken zal
F zijn de Franszjes steeds groot in getal
G zijn de guldens die altijd nodig zijn
H zijn de Huntjens present op elk festijn
I zijn de Indo’s nu een belangrijk deel
J zijn de jaren die eisen op heel veel
K zijn de kind’ren van Indië vervreemd
L zijn de landgenoten die voelen zich ontheemd
M zijn de Mekerns die verder gaan vol moed
N de nostalgie die doet je soms toch goed
O is het oosten daar voelden we ons best
P zijn de paartjes gevormd uit Oost en West
Q is de quibus en dan nog wel raar
R zijn de reizen altijd van hier naar daar
S de Simao’s; pas op voor deze stam
T de Tentua’s nu is ’t hek van de dam
U zijn de uren plezierig doorgebracht
V is de vrede die ons toch allen wacht
W is de weldaad die ons geschonken wordt
X d’onbekende, bekend al binnenkort
Y is de ijver voor ’t bereiken van ons doel
Z deze zotten die houden nu hun smoel
De gezusters Simao, Indo 1.0
Tante Moni - dream a little dream of me
Moni Simao (1926-2012). Terugkijken op het leven van mama. Ze werd 85 jaar dus er is veel te vertellen.
Mama groeide op in Den Haag in een gezin met 1 jongere broer, Otto. Hun vader was bij de politie; mama gaf Karin en mij de indruk dat ze niet altijd gelukkig was in haar jeugd. De schooltijd bij de nonnen was vreselijk voor haar. Er werd meerdere keren verhuisd binnen de stad. Mama, Moni, kon goed leren en volgde de middelbare meisjesschool dit was tijdens de oorlogsjaren.
Er was onvoldoende brandstof en in de Hongerwinter van 44/45 kon de school niet verwarmd worden en was er geen les. Alle leerlingen in het examenjaar werd het diploma aangeboden, zonder examen te doen. Mijn oma vond dat geen goed idee en wilde dat haar dochter klas 5 overdeed. Mijn moeder wilde dat niet want die wilde gaan werken en zich gaan ontplooien.
De mensen die haar goed kennen weten dat ze reislustig was; dus een korte uitzending voor het werk naar Parijs stond haar wel aan. Nog mooier was het aanbod van het Ministerie van Overzeese gebiedsdelen om te gaan werken in Nederlands Indië voor de radio en het radio-orkest aldaar. Mama leerde ‘Maleis’ en werd uitgezonden.
Deze episode is heel bepalend geweest voor de rest van haar leven. Ze had het goed naar haar zin daar in het verre oosten, ver van het Nederlandse wereldje ver van knellende familiebanden. In het werk werd ze omringd door veel kunstminnende mensen zowel uit de muziek als beeldende kunst.
Voor het orkest kwamen de instrumenten uit Nederland en die instrumenten moesten ingeklaard worden.
Tijdens een visite bij haar baas werd ze voorgesteld aan een douaneman die behulpzaam kon zijn bij deze klus van inklaren, Han Simao. Of het liefde op het eerste gezicht was weten wij niet, maar de twee hielden wel contact, ook nadat mama terug moest naar Nederland omdat het geweld van de vrijheidsbeweging van Soekarno en de politionele acties teveel gevaar opleverden. Ik denk dat ze met pijn in het hart terug is gegaan.
Na terugkomst in Nederland ging ze in Amsterdam wonen, dat had ze zich al als jong meisje voorgenomen. Ze kwam altijd al graag in Amsterdam bij haar tante Greet van Rooijen. Ze ging werken op de Sticusa en maakte daar veel vrienden.
Han Simao kwam op enig moment ook naar Nederland, en vond onderdak bij vrienden in Woudsend in Friesland. Dat betekende op en neer reizen in het weekend met bootje van Amsterdam naar Lemmer en met de bus verder. Voor papa en mama was het Worlds’end.
Het was een reden om nog veel jaren een afgrijzen te hebben van Friesland. Enige jaren geleden waren we op vakantie in deze provincie en bezochten we ook Woudsend, na het plaatsje bekeken te hebben vond ze wel dat ze haar mening moest herzien.
In 1952 trouwden Han en Moni en er kwamen 2 dochters Inge en Karin. Het was woningnood in Amsterdam en er werd bij andere mensen op kamers gewoond. Later kregen we een flatje aan het Johan Schipperplantsoen in de tuinstad Slotermeer. Op de trap woonden meerdere jonge gezinnen en het klikte op enig moment wel met de buren. Er kwamen begin vijftiger jaren meerdere Indische familie leden naar Nederland en ons huis was de zoete inval.
Papa moest gaan leren om hoger op te komen, want de oorlog, waarin hij Japans krijgsgevangene is geweest, bleek voor hem een verloren tijd. Hij moest weer onderaan beginnen toen hij als dertiger in dienst trad bij de gemeente Amsterdam.
Omdat mijn gezondheid te wensen overliet, werd er gezocht naar een benedenhuis en dat werd eind vijftig gevonden in de Rivierenbuurt. Voor Karin en mij een belangrijk deel van onze jeugd. Eind zestig verhuisden we naar een flat van wel 100 vierkante meter, nu zal je appartement zeggen, in de Molenwijk in Amsterdam Noord.
Hier bleek de maatschappelijke betrokkenheid van onze ouders, zoals zij zich inzetten voor het buurtwerk.
We waren geen doorsnee gezin,er waren huisdieren, een hond Terry, volièrevogeltjes af en toe een zwerfdier en later 2 katten vernoemd naar de Indonesische vlag Merah Putih. Aan alle werd veel plezier beleefd. Niet doorsnee want er was altijd veel aanloop van familie, papa bracht ook zielige mensen mee van zijn werk. Een tante van mijn vader, Tante Nos, noemde onze woning huis van elastiek: Rumah Karet.
We aten lang niet altijd aardappelen, vlees en groente, maar ook nasi goreng en rijst met sajoer en babi ketjap enz. dus daar werd op de trap over gesproken. ( geurtjes) We lazen niet de Libelle, maar de Woman, de Avenue, de Televizier. Aan tafel werd gepraat over werk, politiek, en de verkiezingen werden nooit overgeslagen. Papa en mama bezochten cabaret zoals Wim Sonneveld en Lurelei en musicals als My fair lady en De kleine Parade.
Schoolvakanties waren altijd goed gevuld, we gingen met zijn drieën naar de bioscoop of met het bootje naar Ouderkerk, wandelen naar de Joodse begraafplaats en varen in Aalsmeer en bloemen kijken. Er werd bij ons thuis nooit gezegd: “ik zal blij zijn als de kinderen weer naar school kunnen”.
Er was ook later, toen Karin en ik de deur uit waren, altijd veel tijd en aandacht voor ons en onze aanhang (beetje oneerbiedig gezegd).
Er wordt nu wel eens van de jeugd gezegd dat ze op merken letten als ze iets willen aanschaffen, nu, onze moeder was haar tijd vooruit, ze deed dat 50 jaar geleden al en had een voorkeur voor strak en design.
Toen we groot genoeg waren vond mama weer parttime werk, ze was thuiszitten en de huishouding doen spuugzat, ze kreeg een baan waarin ze zich kon ontplooien op de AMRO bank aan het Rokin, later aan de Prinsengracht en het Rembrandtplein in Amsterdam.
Een nieuwe vreugde voor onze ouders waren de kleinkinderen Maud en Merlijn. Altijd waren ze op de hoogte van het doen en laten van hun kleinkinderen en omgekeerd
[...] Bijzondere en avontuurlijk reizen hadden de interesse van onze ouders en zo volgde met papa kampeertochten naar allerlei uithoeken in Europa, de campervakantie in Canada, de lange rondreis naar Indonesië. In ’79 kwam daaraan een bruut einde toen papa leukemie bleek te hebben en een half jaar later overleed.
Het alleen achterblijven op de Gouden Leeuw zonder haar lieve Han was zwaar, zeker toen ze een jaar later getroffen werd door darmkanker en een stoma kreeg. Ze krabbelde weer op, bezocht de schouwburg, concerten en musea weer en nadat ze met werken gestopt was kon ze haar passie reizen weer oppakken. dit ondanks de lichamelijke ongemakken; daar werden allerlei oplossingen voor gevonden. Ze vond passend reisgezelschap en bezocht met de koffer in de hand uithoeken als Tiblisi, Yerevan, Baku, Rovaniemi, maar kon ook genieten in Thüringen, een cruise op de Middellandse zee of aan de Engelse zuidkust. En waar ze ook vandaan kwam, thuiskomend was er altijd wel iemand om haar af te halen en hadden de buren gezorgd voor een litertje verse melk en een broodje.
Na vele jaren Bijlmermeer, werd ze geïnspireerd door Noke en Greet die een appartement in Noord hadden uitgezocht. Mama liet zich inschrijven en heeft genoten van de jaren op Hildsven. De flat paste als een handschoen.
Ondanks dat ze goed kon lopen beperkten de opkomende evenwichtsstoornissen haar ondernemingslust.
Vaker bedachten we ander soort reizen, wij gingen mee op reis en nog later kwamen we weer terug op het huren van een bungalow in Nederland.
Het was moeilijk om toe te geven aan een gebrek, maar op enig moment in 2001 deed toch de rollator zijn intrede.
Een hoogtepunt was toch wel om ter gelegenheid van haar 80e verjaardag met Willem en Martin mbv de rollator Berlijn te gaan bekijken. We hebben veel gezien, plezier gehad en gelachen.
Al terugblikkend viel dat me wel op dat het lachen minder werd, het bieden van gezelligheid werd overschaduwd door de grotere behoefte aan hulp en zorg. Onze oma de Lede leed aan dementie. we groeiden ermee op, maar het was voor mama en is voor ons een schrikbeeld.
Toen mama ouder en zwakker werd begon de vergeetachtigheid toe te slaan.
In 2009 werd ze getroffen door een hartinfarct en vanaf die tijd was ze behoorlijk verzwakt. Ze ging de deur niet meer uit en moest beroep doen op anderen. Het fenomeen thuiszorg deed zijn intrede. Gelukkig was ze flexibel want er kwam nog wel eens een nieuw gezicht.
Tante Greet en oom Noke stonden zowel in de Bijlmer als op Hildsven klaar om te helpen. Willy Glorius ondersteunde ook regelmatig al was het maar met de 2 wekelijkse injecties. En ze kon altijd terugvallen op de trouwe Khadija. [...] Met Henk en Lolke in de buurt was er tijd voor een praatje en heel veel helpende handjes. [...]
Dream a little dream of me.
[...] Het liedje verhaalt van liefde en sterren. Wij hopen dat er naast liefde en sterren, rust en vrede voor je is gekomen.
Goede reis, slamat djalan,
Inge Simao, Indo 2.0
Mama groeide op in Den Haag in een gezin met 1 jongere broer, Otto. Hun vader was bij de politie; mama gaf Karin en mij de indruk dat ze niet altijd gelukkig was in haar jeugd. De schooltijd bij de nonnen was vreselijk voor haar. Er werd meerdere keren verhuisd binnen de stad. Mama, Moni, kon goed leren en volgde de middelbare meisjesschool dit was tijdens de oorlogsjaren.
Er was onvoldoende brandstof en in de Hongerwinter van 44/45 kon de school niet verwarmd worden en was er geen les. Alle leerlingen in het examenjaar werd het diploma aangeboden, zonder examen te doen. Mijn oma vond dat geen goed idee en wilde dat haar dochter klas 5 overdeed. Mijn moeder wilde dat niet want die wilde gaan werken en zich gaan ontplooien.
De mensen die haar goed kennen weten dat ze reislustig was; dus een korte uitzending voor het werk naar Parijs stond haar wel aan. Nog mooier was het aanbod van het Ministerie van Overzeese gebiedsdelen om te gaan werken in Nederlands Indië voor de radio en het radio-orkest aldaar. Mama leerde ‘Maleis’ en werd uitgezonden.
Deze episode is heel bepalend geweest voor de rest van haar leven. Ze had het goed naar haar zin daar in het verre oosten, ver van het Nederlandse wereldje ver van knellende familiebanden. In het werk werd ze omringd door veel kunstminnende mensen zowel uit de muziek als beeldende kunst.
Voor het orkest kwamen de instrumenten uit Nederland en die instrumenten moesten ingeklaard worden.
Tijdens een visite bij haar baas werd ze voorgesteld aan een douaneman die behulpzaam kon zijn bij deze klus van inklaren, Han Simao. Of het liefde op het eerste gezicht was weten wij niet, maar de twee hielden wel contact, ook nadat mama terug moest naar Nederland omdat het geweld van de vrijheidsbeweging van Soekarno en de politionele acties teveel gevaar opleverden. Ik denk dat ze met pijn in het hart terug is gegaan.
Na terugkomst in Nederland ging ze in Amsterdam wonen, dat had ze zich al als jong meisje voorgenomen. Ze kwam altijd al graag in Amsterdam bij haar tante Greet van Rooijen. Ze ging werken op de Sticusa en maakte daar veel vrienden.
Han Simao kwam op enig moment ook naar Nederland, en vond onderdak bij vrienden in Woudsend in Friesland. Dat betekende op en neer reizen in het weekend met bootje van Amsterdam naar Lemmer en met de bus verder. Voor papa en mama was het Worlds’end.
Het was een reden om nog veel jaren een afgrijzen te hebben van Friesland. Enige jaren geleden waren we op vakantie in deze provincie en bezochten we ook Woudsend, na het plaatsje bekeken te hebben vond ze wel dat ze haar mening moest herzien.
In 1952 trouwden Han en Moni en er kwamen 2 dochters Inge en Karin. Het was woningnood in Amsterdam en er werd bij andere mensen op kamers gewoond. Later kregen we een flatje aan het Johan Schipperplantsoen in de tuinstad Slotermeer. Op de trap woonden meerdere jonge gezinnen en het klikte op enig moment wel met de buren. Er kwamen begin vijftiger jaren meerdere Indische familie leden naar Nederland en ons huis was de zoete inval.
Papa moest gaan leren om hoger op te komen, want de oorlog, waarin hij Japans krijgsgevangene is geweest, bleek voor hem een verloren tijd. Hij moest weer onderaan beginnen toen hij als dertiger in dienst trad bij de gemeente Amsterdam.
Omdat mijn gezondheid te wensen overliet, werd er gezocht naar een benedenhuis en dat werd eind vijftig gevonden in de Rivierenbuurt. Voor Karin en mij een belangrijk deel van onze jeugd. Eind zestig verhuisden we naar een flat van wel 100 vierkante meter, nu zal je appartement zeggen, in de Molenwijk in Amsterdam Noord.
Hier bleek de maatschappelijke betrokkenheid van onze ouders, zoals zij zich inzetten voor het buurtwerk.
We waren geen doorsnee gezin,er waren huisdieren, een hond Terry, volièrevogeltjes af en toe een zwerfdier en later 2 katten vernoemd naar de Indonesische vlag Merah Putih. Aan alle werd veel plezier beleefd. Niet doorsnee want er was altijd veel aanloop van familie, papa bracht ook zielige mensen mee van zijn werk. Een tante van mijn vader, Tante Nos, noemde onze woning huis van elastiek: Rumah Karet.
We aten lang niet altijd aardappelen, vlees en groente, maar ook nasi goreng en rijst met sajoer en babi ketjap enz. dus daar werd op de trap over gesproken. ( geurtjes) We lazen niet de Libelle, maar de Woman, de Avenue, de Televizier. Aan tafel werd gepraat over werk, politiek, en de verkiezingen werden nooit overgeslagen. Papa en mama bezochten cabaret zoals Wim Sonneveld en Lurelei en musicals als My fair lady en De kleine Parade.
Schoolvakanties waren altijd goed gevuld, we gingen met zijn drieën naar de bioscoop of met het bootje naar Ouderkerk, wandelen naar de Joodse begraafplaats en varen in Aalsmeer en bloemen kijken. Er werd bij ons thuis nooit gezegd: “ik zal blij zijn als de kinderen weer naar school kunnen”.
Er was ook later, toen Karin en ik de deur uit waren, altijd veel tijd en aandacht voor ons en onze aanhang (beetje oneerbiedig gezegd).
Er wordt nu wel eens van de jeugd gezegd dat ze op merken letten als ze iets willen aanschaffen, nu, onze moeder was haar tijd vooruit, ze deed dat 50 jaar geleden al en had een voorkeur voor strak en design.
Toen we groot genoeg waren vond mama weer parttime werk, ze was thuiszitten en de huishouding doen spuugzat, ze kreeg een baan waarin ze zich kon ontplooien op de AMRO bank aan het Rokin, later aan de Prinsengracht en het Rembrandtplein in Amsterdam.
Een nieuwe vreugde voor onze ouders waren de kleinkinderen Maud en Merlijn. Altijd waren ze op de hoogte van het doen en laten van hun kleinkinderen en omgekeerd
[...] Bijzondere en avontuurlijk reizen hadden de interesse van onze ouders en zo volgde met papa kampeertochten naar allerlei uithoeken in Europa, de campervakantie in Canada, de lange rondreis naar Indonesië. In ’79 kwam daaraan een bruut einde toen papa leukemie bleek te hebben en een half jaar later overleed.
Het alleen achterblijven op de Gouden Leeuw zonder haar lieve Han was zwaar, zeker toen ze een jaar later getroffen werd door darmkanker en een stoma kreeg. Ze krabbelde weer op, bezocht de schouwburg, concerten en musea weer en nadat ze met werken gestopt was kon ze haar passie reizen weer oppakken. dit ondanks de lichamelijke ongemakken; daar werden allerlei oplossingen voor gevonden. Ze vond passend reisgezelschap en bezocht met de koffer in de hand uithoeken als Tiblisi, Yerevan, Baku, Rovaniemi, maar kon ook genieten in Thüringen, een cruise op de Middellandse zee of aan de Engelse zuidkust. En waar ze ook vandaan kwam, thuiskomend was er altijd wel iemand om haar af te halen en hadden de buren gezorgd voor een litertje verse melk en een broodje.
Na vele jaren Bijlmermeer, werd ze geïnspireerd door Noke en Greet die een appartement in Noord hadden uitgezocht. Mama liet zich inschrijven en heeft genoten van de jaren op Hildsven. De flat paste als een handschoen.
Ondanks dat ze goed kon lopen beperkten de opkomende evenwichtsstoornissen haar ondernemingslust.
Vaker bedachten we ander soort reizen, wij gingen mee op reis en nog later kwamen we weer terug op het huren van een bungalow in Nederland.
Het was moeilijk om toe te geven aan een gebrek, maar op enig moment in 2001 deed toch de rollator zijn intrede.
Een hoogtepunt was toch wel om ter gelegenheid van haar 80e verjaardag met Willem en Martin mbv de rollator Berlijn te gaan bekijken. We hebben veel gezien, plezier gehad en gelachen.
Al terugblikkend viel dat me wel op dat het lachen minder werd, het bieden van gezelligheid werd overschaduwd door de grotere behoefte aan hulp en zorg. Onze oma de Lede leed aan dementie. we groeiden ermee op, maar het was voor mama en is voor ons een schrikbeeld.
Toen mama ouder en zwakker werd begon de vergeetachtigheid toe te slaan.
In 2009 werd ze getroffen door een hartinfarct en vanaf die tijd was ze behoorlijk verzwakt. Ze ging de deur niet meer uit en moest beroep doen op anderen. Het fenomeen thuiszorg deed zijn intrede. Gelukkig was ze flexibel want er kwam nog wel eens een nieuw gezicht.
Tante Greet en oom Noke stonden zowel in de Bijlmer als op Hildsven klaar om te helpen. Willy Glorius ondersteunde ook regelmatig al was het maar met de 2 wekelijkse injecties. En ze kon altijd terugvallen op de trouwe Khadija. [...] Met Henk en Lolke in de buurt was er tijd voor een praatje en heel veel helpende handjes. [...]
Dream a little dream of me.
[...] Het liedje verhaalt van liefde en sterren. Wij hopen dat er naast liefde en sterren, rust en vrede voor je is gekomen.
Goede reis, slamat djalan,
Inge Simao, Indo 2.0
'Dream A Little Dream' by Louis Satchmo Armstrong. Click:
DREAM
Seeking blessings from the Clan EldestTante Vera (Eleonore) SimaoSemarang, 20 Juni 1923 - Apeldoorn/Ugchelen, 21 Feb 2019
Vele jaren en dagen de clanoudste van de familie geweest. Donderdagochtend, 21 Februari 2019, vredig overleden te 'Rumah Saya' omringd en begeleid door drie van haar opvolgers van de derde generatie. Zulke kleine voetjes, zulke grote voetsporen om te volgen... |
Op de foto hierboven Sem Sydney Amarillo Simao met zijn moeder op bezoek bij zijn over-oud-tante. Hofstraat, Apeldoorn, 2011.
|
Seeking blessings from the Clan Eldest. Noah Vegas Elijah Simao visiting his great grandaunt Tante Vera Simao. Apeldoorn, 19 August 2013 11:01.
Seeking blessings... Malou Jazzlyn Eva Simao op bezoek bij haar over-oud-tante Vera Simao. Ugchelen, 02 Januari 2018, 14:31.
Nusantara Woonzorgcentrum Rumah Saya, Klein Hattem 34, Apeldoorn, Ugchelen
A.Simao, Indo 3.0
A.Simao, Indo 3.0
Tante Els
Ilse (Els) Elfride Simao-Hubner. Tulungagung, 8 November 1945 - Capelle a/d IJssel, 02 Februari 2019
Mama heeft geen gemakkelijk leven gehad. Ook al was ze een kleine vrouw, obstakels ging ze nooit uit de weg. Hoe groot ze ook waren. Ze is door diepe dalen gegaan en klom er ook weer uit. Ondanks vele tegenslagen is altijd een vriendelijk, lieve vrouw gebleven en altijd klaar om iemand te helpen.
Ik weet nog toen ze in Krimpen woonde, dat ze haar kelder had omgebouwd tot een soort sociëteit. Waar ze workshops handwerken: breien, haken gaf aan bejaarde mensen. Ze had een brief gezonden aan de burgemeester of hij haar sociëteit wilde openen. En ja hoor. De burgemeester kwam echt haar kelder openen. Compleet met lint en schaar. In verzorgingstehuis Vierhaven heeft ze lang vrijwilligerswerk gedaan en handwerklessen gegeven totdat ze het lichamelijk niet meer kon.
Ze had ook een keer een brief gekregen van Bill Clinton. Lydia vond de brief compleet met handtekening en stempel en vroeg: Mama..?? Wat is dit…is dit echt? Een brief van Bill Clinton…. Ja dat zie ik. Hoe kom je er aan?? Ze had Bil Clinton een brief in het Nederlands geschreven om hem te feliciteren met zijn presidentschap. En hij had haar hierop geantwoord. Mama zei het op een manier alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.
Mama hield van planten. Ze had magische groene vingers. Bij haar deden niet alleen de planten en bloemen lang en goed. Wanneer je haar een dode plant gaf, dan gaf zij het weer leven. Een keer (Dordrecht) kreeg ze dode plant van een buurvrouw. 2 Weken later was het een mooie bloeiende plant. Toen wilde de buurvrouw de plant terug. Want ja…deze was toch niet dood. Mama gaf de plant terug. Want zo was ze. Oooh mamaaaa zeiden we. Dat is niet eerlijk! Dan haalde ze haar schouders op en zei ze: Och ik krijg wel weer een andere plant.
Ze hield van haar tuin en was altijd maar bezig. Die hield ze mooi bij. Niet alleen met planten, bloemen en struiken maar ook met tuinkabouters…heel veel tuinkabouters. Wanneer we een schoolvriendje of vriendinnetje of maakt niet uit iemand uitlegden waar wij woonden, Dan riepen ze uit: Ooohhh…. De tuin met al die kabouters. Ja die weet ik wel. Zeg dat dan gelijk! Als je puber bent dan wil je eigenlijk niet horen dat dat je een tuin hebt vol met kabouters. Dat was toen niet cool. Toen beschreef ik maar aan mensen hoe ons huis aan de voorkant eruit zag.
Haar kinderen en kleinkinderen waren haar ook dierbaar. Alles deed ze voor ons en hen. Wanneer ze iets voor ons / hen wilde dan ging ze er voor de volle 100 procent voor om het te krijgen.
Mijn broer had een huis nodig en mijn moeder ging daarom bij de gemeente vragen of zij een huis hadden voor hem. Nee lachten de medewerkers vriendelijk. Nee helaas, we hebben geen huis. Er is een huizenkrapte. De witte flatjes misschien ..nee??.. die wilt hij niet ….nee dan hebben wij niets. Maar mijn moeder liet zich niet afschepen, want de volgende dag stond ze weer voor het loket en de volgende dag weer en toen weer... Op een gegeven moment ging ze ook nog bellen en niet lang daarna kwamen er ook nog brieven van haar bij de Gemeente.
Resultaat: Mijn broer kreeg een huisje en niet zomaar een?!~.. Maar een rijtjeshuis / gezinswoninkje met voor- en achtertuin. Let op: Mijn broer (Johan) was een vrijgezellige jonge student met als inkomen Fl. 600,00 per maand studietoelage. Niemand in zo’n situatie kreeg zo’n huis. Ze moeten hebben gedacht: Geef die vrouw alstublieft een huis. Maakt niet uit wat voor een. Maar geeft haar een huis! Ongelofelijk!!!
Mijn broer was een bijzonder persoon. Mijn moeder is zijn overlijden nooit echt te boven gekomen. Nu ben je bij hem lieve mama. Iedereen zegt altijd bij overlijden: Rust zacht… Maar ik zeg LEEF mama! Leef in het hiernamaals… met alle dierbaren die je had verloren en nu weer gevonden hebt.
Ik weet nog toen ze in Krimpen woonde, dat ze haar kelder had omgebouwd tot een soort sociëteit. Waar ze workshops handwerken: breien, haken gaf aan bejaarde mensen. Ze had een brief gezonden aan de burgemeester of hij haar sociëteit wilde openen. En ja hoor. De burgemeester kwam echt haar kelder openen. Compleet met lint en schaar. In verzorgingstehuis Vierhaven heeft ze lang vrijwilligerswerk gedaan en handwerklessen gegeven totdat ze het lichamelijk niet meer kon.
Ze had ook een keer een brief gekregen van Bill Clinton. Lydia vond de brief compleet met handtekening en stempel en vroeg: Mama..?? Wat is dit…is dit echt? Een brief van Bill Clinton…. Ja dat zie ik. Hoe kom je er aan?? Ze had Bil Clinton een brief in het Nederlands geschreven om hem te feliciteren met zijn presidentschap. En hij had haar hierop geantwoord. Mama zei het op een manier alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.
Mama hield van planten. Ze had magische groene vingers. Bij haar deden niet alleen de planten en bloemen lang en goed. Wanneer je haar een dode plant gaf, dan gaf zij het weer leven. Een keer (Dordrecht) kreeg ze dode plant van een buurvrouw. 2 Weken later was het een mooie bloeiende plant. Toen wilde de buurvrouw de plant terug. Want ja…deze was toch niet dood. Mama gaf de plant terug. Want zo was ze. Oooh mamaaaa zeiden we. Dat is niet eerlijk! Dan haalde ze haar schouders op en zei ze: Och ik krijg wel weer een andere plant.
Ze hield van haar tuin en was altijd maar bezig. Die hield ze mooi bij. Niet alleen met planten, bloemen en struiken maar ook met tuinkabouters…heel veel tuinkabouters. Wanneer we een schoolvriendje of vriendinnetje of maakt niet uit iemand uitlegden waar wij woonden, Dan riepen ze uit: Ooohhh…. De tuin met al die kabouters. Ja die weet ik wel. Zeg dat dan gelijk! Als je puber bent dan wil je eigenlijk niet horen dat dat je een tuin hebt vol met kabouters. Dat was toen niet cool. Toen beschreef ik maar aan mensen hoe ons huis aan de voorkant eruit zag.
Haar kinderen en kleinkinderen waren haar ook dierbaar. Alles deed ze voor ons en hen. Wanneer ze iets voor ons / hen wilde dan ging ze er voor de volle 100 procent voor om het te krijgen.
Mijn broer had een huis nodig en mijn moeder ging daarom bij de gemeente vragen of zij een huis hadden voor hem. Nee lachten de medewerkers vriendelijk. Nee helaas, we hebben geen huis. Er is een huizenkrapte. De witte flatjes misschien ..nee??.. die wilt hij niet ….nee dan hebben wij niets. Maar mijn moeder liet zich niet afschepen, want de volgende dag stond ze weer voor het loket en de volgende dag weer en toen weer... Op een gegeven moment ging ze ook nog bellen en niet lang daarna kwamen er ook nog brieven van haar bij de Gemeente.
Resultaat: Mijn broer kreeg een huisje en niet zomaar een?!~.. Maar een rijtjeshuis / gezinswoninkje met voor- en achtertuin. Let op: Mijn broer (Johan) was een vrijgezellige jonge student met als inkomen Fl. 600,00 per maand studietoelage. Niemand in zo’n situatie kreeg zo’n huis. Ze moeten hebben gedacht: Geef die vrouw alstublieft een huis. Maakt niet uit wat voor een. Maar geeft haar een huis! Ongelofelijk!!!
Mijn broer was een bijzonder persoon. Mijn moeder is zijn overlijden nooit echt te boven gekomen. Nu ben je bij hem lieve mama. Iedereen zegt altijd bij overlijden: Rust zacht… Maar ik zeg LEEF mama! Leef in het hiernamaals… met alle dierbaren die je had verloren en nu weer gevonden hebt.
M. de Vries-Simao, 2.0
'Dear Mama' by Tupac Shakur performed by Melody Angel. Click: DEAR MAMA
Song for Cheyenne
Dedicated to Johan Charles Simao, 12.10.66-17.05.04
Couplet 01
When yr alone on yr own and yr wondering Esmi7 B9-5 : Why did he go too young too soon… Esmi7 B9-5 : Late at night when yr mind starts wandering Esmi7 B9-5 : You look at the stars & you cry to the moon Besmi7-9 – B9-5: 1x ============ Rust: 1x maat ( 4 tellen) ============ Couplet 02 Sometimes suddenly a tear falls from yr eye Esmi7 B9-5 : And you cant help but wonder why…? Esmi7 B9-5 : Don't blame him for his hearts fragility Esmi7 B9-5 : Don't judge him, cuz he tried… Besmi7-9 – E7 sus4: 1x ============ Refr 01: Yr daddy was a good man – Cheyenne… Bmaj7 – Besmi7-9 Yr daddy was a good man – Cheyenne… Bmaj7 – Esmi7/Desmaj Yr daddy was a good man – Cheyenne… Bmaj7 – Besmi7-9 Yr daddy was a good man – Cheyenne… Asmi7-9 – Besmi7-9/B9-5 ============ Rust: 1x maat ( 4 tellen) ============ |
Couplet 03
When you cant help yrself from pondering Esmi7 B9-5 : All alone on yr own in yr room Esmi7 B9-5 : When yr heartbeat starts thundering Esmi7 B9-5 : And yr song seems out of tune Besmi7-9 – B9-5: 1x ============ Rust: 1x maat ( 4 tellen) ============ Couplet 04 He was a rider lost in labyrinths Esmi7 B9-5 : He was a fighter and a friend Esmi7 B9-5 : He was the brother I never had Esmi7 B9-5 : But he'll always be your dad… Besmi7-9 – E7 sus4: 1x ============ Refr 02: Yr daddy was a good man – Cheyenne… Bmaj7 – Besmi7-9 Yr daddy was a good man – Cheyenne… Bmaj7 – Esmi7/Desmaj Yr daddy was a good man – Cheyenne… Bmaj7 – Besmi7-9 Yr daddy was a good man – Cheyenne… Asmi7-9 – Besmi7-9/B9-5 Bridge: There was a hole in his heart he couldn't fill A9-5 - B9-5 There were demons in his mind he couldn't kill A9-5 - B9-5 Try to remember A9-5 - Try to reminisce B9-5 Try to remember, his smile, his love, his kiss Asmi7-9 – Besmi7-9/B9-5 : 1x |
A.Simao, Indo 3.0
Familie Foto Gallerij
Samen in een band
In 2004 ontstond de urban band Bahaya uit 10 muzikanten en zangeressen, allemaal met een Indische of Molukse achtergrond. Sanne was één van de zangeressen en Jago, ook wel bekend als MC Jago, zong en had de rol van Master of Ceremonies. Ik zong ook in de band en heb van dichtbij meegemaakt hoe deze twee steeds meer naar elkaar toe trokken en uiteindelijk een stel vormden. Maar hoe ging dat precies? En wie zette de eerste stap?
Als vanzelf begint Sanne te praten over hoe ze elkaar beter hebben leren kennen. Ze begon hem leuk te vinden zo rond een optreden in Amsterdam: “Maar ja, ik had toen ook nog een vriend, dus ik liet het gevoel niet echt toe.”
In 2005 was er een periode met veel repetities en optredens, en dus zagen ze elkaar ineens veel vaker. Alle andere bandleden viel het op een gegeven moment op dat de twee wel erg veel op elkaar aan het vitten waren. Plagerijtjes van beide kanten werden flirts en zo groeiden de kriebels. Toch viel het kwartje bij Sanne nog iets later: “Want je valt toch niet op je eigen soort?” Sanne en ik barsten allebei in lachen uit.
Jago komt uit de keuken gelopen en vult haar aan: “In het begin was ze altijd zo stil, dus ik vertelde haar een keer dat het me opviel dat ze nooit iets tegen me zei.” Opvallend genoeg begon ze een paar weken later ineens uitgebreid met hem te praten na een repetitie in Arnhem. Zo begon een in eerste instantie puur platonische relatie met urenlange telefoongesprekken tot diep in de nacht. Over van alles, ook over ex-liefdes.
Sanne had niet eerder een Indische vriend. Jago had eerder wel een Molukse vriendin gehad, maar Sanne is zijn eerste Indische vriendin. Hoewel er altijd veel Indische vrouwen in zijn omgeving waren, zag hij die nooit als potentiële partners, “terwijl ik ‘het Indische type’ wel de mooiste mix vind voor een vrouw,” zegt Jago met een grote glimlach.
Hand in hand lopen
Hun eerste date was in Antwerpen. “Sanne had in een van de telefoongesprekken laten vallen dat ze, na de breuk met haar ex echt toe was om even weg te gaan, dus stelde ik voor haar op te pikken en naar Antwerpen te rijden.” Sanne vond het stoer dat hij een eigen auto had: “Wist ik veel dat hij zoveel ouder was!” Tijdens deze date wilde zij testen of hij hand in hand wilde lopen, maar eigenlijk durfde ze zelf niet. In haar bodywarmer had ze snoepjes meegenomen voor onderweg. Toen ze er één aan hem wilde geven, pakte hij tot haar grote verrassing meteen haar hand vast.
Als vanzelf begint Sanne te praten over hoe ze elkaar beter hebben leren kennen. Ze begon hem leuk te vinden zo rond een optreden in Amsterdam: “Maar ja, ik had toen ook nog een vriend, dus ik liet het gevoel niet echt toe.”
In 2005 was er een periode met veel repetities en optredens, en dus zagen ze elkaar ineens veel vaker. Alle andere bandleden viel het op een gegeven moment op dat de twee wel erg veel op elkaar aan het vitten waren. Plagerijtjes van beide kanten werden flirts en zo groeiden de kriebels. Toch viel het kwartje bij Sanne nog iets later: “Want je valt toch niet op je eigen soort?” Sanne en ik barsten allebei in lachen uit.
Jago komt uit de keuken gelopen en vult haar aan: “In het begin was ze altijd zo stil, dus ik vertelde haar een keer dat het me opviel dat ze nooit iets tegen me zei.” Opvallend genoeg begon ze een paar weken later ineens uitgebreid met hem te praten na een repetitie in Arnhem. Zo begon een in eerste instantie puur platonische relatie met urenlange telefoongesprekken tot diep in de nacht. Over van alles, ook over ex-liefdes.
Sanne had niet eerder een Indische vriend. Jago had eerder wel een Molukse vriendin gehad, maar Sanne is zijn eerste Indische vriendin. Hoewel er altijd veel Indische vrouwen in zijn omgeving waren, zag hij die nooit als potentiële partners, “terwijl ik ‘het Indische type’ wel de mooiste mix vind voor een vrouw,” zegt Jago met een grote glimlach.
Hand in hand lopen
Hun eerste date was in Antwerpen. “Sanne had in een van de telefoongesprekken laten vallen dat ze, na de breuk met haar ex echt toe was om even weg te gaan, dus stelde ik voor haar op te pikken en naar Antwerpen te rijden.” Sanne vond het stoer dat hij een eigen auto had: “Wist ik veel dat hij zoveel ouder was!” Tijdens deze date wilde zij testen of hij hand in hand wilde lopen, maar eigenlijk durfde ze zelf niet. In haar bodywarmer had ze snoepjes meegenomen voor onderweg. Toen ze er één aan hem wilde geven, pakte hij tot haar grote verrassing meteen haar hand vast.
Trouwen in Vegas
In 2010 zijn Sanne en Jago getrouwd tijdens een rondreis door de Verenigde Staten, in Las Vegas, in Elvis Presley stijl. En nog geen jaar later was daar een baby: Sem. Een flink mannetje met duidelijk Aziatische ogen. Een Koreaanse dame in een winkel zag meteen dat Sem Aziatisch bloed had. “Maar toen ze ons zag, was het toch wat anders dan ze had verwacht,” lacht Jago.
Iets eigens
Op mijn vraag of de I-factor een rol speelt in hun relatie, antwoordt Sanne meteen (zonder dat ik de I-factor hoef uit te leggen): “Sommige dingen zijn gewoon al eigen.” Waar dat zich in uit hoeven ze ook niet lang over na te denken: “Kleine woordjes in het dagelijkse leven en dan vooral over eten natuurlijk. Als Sem te eten krijgt bijvoorbeeld, en het is op, dan zeggen we dat in twee talen.” Het stel houdt ervan Indisch te koken en moet elkaars creaties ook altijd van commentaar voorzien. Verder omschrijven ze zichzelf als makkelijk in de omgang, gastvrij en altijd beleefd. Maar ook kunnen ze allebei heel lui zijn. Maar misschien nog meer Indisch is het vermogen overal ter wereld te kunnen blenden met de bevolking. “Tijdens onze reis door de VS werden we voor van alles en nog wat aangezien. Blijkbaar kunnen we voor heel wat verschillende afkomsten doorgaan.”
Iets eigens
Op mijn vraag of de I-factor een rol speelt in hun relatie, antwoordt Sanne meteen (zonder dat ik de I-factor hoef uit te leggen): “Sommige dingen zijn gewoon al eigen.” Waar dat zich in uit hoeven ze ook niet lang over na te denken: “Kleine woordjes in het dagelijkse leven en dan vooral over eten natuurlijk. Als Sem te eten krijgt bijvoorbeeld, en het is op, dan zeggen we dat in twee talen.” Het stel houdt ervan Indisch te koken en moet elkaars creaties ook altijd van commentaar voorzien. Verder omschrijven ze zichzelf als makkelijk in de omgang, gastvrij en altijd beleefd. Maar ook kunnen ze allebei heel lui zijn. Maar misschien nog meer Indisch is het vermogen overal ter wereld te kunnen blenden met de bevolking. “Tijdens onze reis door de VS werden we voor van alles en nog wat aangezien. Blijkbaar kunnen we voor heel wat verschillende afkomsten doorgaan.”
Kleine Sem
Het batik knuffelaapje van Sem heet meneer Monyet, “Hij had ook best meneer aap kunnen heten, maar blijkbaar werd het monyet.” En wanneer ik om me heen kijk, wordt dit huis onmiskenbaar bewoond door Indo’s: in elke hoek van het huis is wel iets te vinden dat als Indisch verklaard kan worden: Buddha’s, batik, Indonesische maskers. “Het gevoel voor het mystieke, dat vind ik ook iets heel Indisch,” zegt Jago. Sanne: “En hij moet ook altijd pisang goreng eten als hij het tegenkomt. Hoe smerig ze misschien ook zijn bereid. En elk jaar naar de Pasar Malam natuurlijk.”
Ik ben heel benieuwd of Sem als hij ouder is zich Indisch zal voelen. Dat brengt Sanne op een anekdote: “Een keer zaten we in de auto toen Sem ineens een geluid maakte dat heel erg klonk als: ‘Adoeh!’ We hebben zó hard gelachen!”
Ik ben heel benieuwd of Sem als hij ouder is zich Indisch zal voelen. Dat brengt Sanne op een anekdote: “Een keer zaten we in de auto toen Sem ineens een geluid maakte dat heel erg klonk als: ‘Adoeh!’ We hebben zó hard gelachen!”